Heffingen van gelijke werking, HGW
Relevant: artikel 30 VWEU
Object: alle stoffelijke voorwerpen, zoals gepreciseerd in de jurisprudentie, zie o.a. het arrest- 7/68, Italiaanse Kunstschatten.
Artikel 30 kent géén rechtvaardigingsgrond, evenals art. 110 VWEU.
Art. 30 VWEU handelt over het verbod op het voeren van douanerechten. Equivalent van de douanerechten is de zogeheten heffing van gelijke werking (HGW), zie Zaak C-90/94, Haahr, r.o. 20. Kenmerkend aan de HGW is het grensoverschrijdende element; een HGW komt slechts aan de orde bij de import van goederen.
Omdat in de zaak-Haahr Petroleum een zeer ruime definitie is gegeven van de HGW, kunnen uitzonderingen op de regel worden aangenomen. Een uitzondering is niet gelijk te stellen aan een rechtvaardiging. Een uitzondering valt immers niet onder de definitie van de HGW. Zaak 46/76, Bauhuis (r.o. 31), bepaalt dat bedragen die geheven worden ten behoeve van uniforme toepassing van het Unierecht, geen HGW vormen; daarbij is het van belang dat een heffing een daadwerkelijke vergoeding van gemaakte kosten inhoudt. Het behoeft geen nadere uitleg dat een vergoeding van geleverde diensten kan worden gevraagd aan de importeur; deze uitzondering volgt uit Zaak 133/82, Commissie/ Luxemburg.
Stelsel van binnenlandse belastingen
Relevant: art. 110 VWEU
Object: producten. Niet-stoffelijke voorwerpen zijn niet uitgesloten van de toepassing van art. 110 VWEU.
Art. 30 en 110 VWEU cumuleren niet, aangezien artikel 110 VWEU een discriminatieverbod inzake het stelsel van binnenlandse belastingen behelst. Artikel 30 ziet slechts op belemmeringen, eventuele discriminatie is irrelevant. Het grensoverschrijdend karakter is bij art. 110 VWEU niet doorslaggevend; ook op geïmporteerde producten kunnen binnenlandse belastingen van toepassing zijn.
Zie in dit verband r.o. 20, Zaak C-213/96, Outokumpu, om te bepalen of er sprake is van een stelsel van binnenlandse belastingen: "..waardoor categorieën producten stelselmatig worden getroffen volgens objectieve, onafhankelijk van de oorsprong van de producten toegepaste criteria".
Discriminatie bij de toepassing van binnenlandse belastingen op geïmporteerde producten, kan op twee wijzen worden getoetst:
Ex. art. 110, eerste volzin VWEU: de lidstaat heft over producten uit overige lidstaten geen hogere binnenlandse belasting dan over gelijksoortige binnenlandse producten;
Ex. art. 110, tweede volzin VWEU: de lidstaat heft over producten uit overige lidstaten geen binnenlandse belastingen om andere producties zijdelings te beschermen.
Hoe bepaalt men, op grond van de eerste volzin, of een product gelijksoortig is? Zie Zaak 184/ 85, Gedroogde bananen en Zaak 243/84, John Walker & Sons LTD. Bij het beoordelen van de vraag of een product soortgelijke eigenschappen draagt en aan dezelfde behoeften voldoet, wordt het perspectief van de consument als uitgangspunt genomen.
De tweede volzin van dit artikel ziet op niet-gelijksoortige producten. Voldoende is dat niet-soortgelijke importproducten potentieel kunnen concurreren.
Nu is besloten dat binnenlandse belastingen, die over producten uit overige lidstaten worden geheven vanuit protectionistisch oogpunt, in beginsel discriminatie opleveren, dient te worden opgemerkt dat ook staatssteun, ex. art. 107 VWEU, onder het verbod van art. 110 VWEU valt.