vrijdag 30 oktober 2015

Europees recht: stroomschema's contingentering, kartelvorming en staatssteun

Contingentering en andere kwantitatieve beperkingen van de invoer, art. 34 VWEU
  1. Welke vrijheid staat centraal?
  2. Is er een grensoverschrijdend element?
  3. Is er sprake van een maatregel, opgelegd door een lidstaat?
  4. Bestaat harmonisatiewetgeving inzake de kwestie? Zo ja, is de maatregel niet in strijd met de harmonisatieregeling; is de maatregel verenigbaar met het VWEU?
  5. Gaat het om de import van goederen?
  6. Betreft het een non-tarifaire maatregel?
  7. Is het een MGW in de zin van Dassonville, r.o.5?  
  8. Wordt de maatregel de jure en de facto zonder onderscheid toegepast?
    Let op: MZO voorwaarde voor rechtvaardigingsgrond of uitzondering!
  9. Betreft het een producteis (Familiapress) of verkoopmodaliteit (Keck)? 
> Keck-uitzondering van toepassing?
  1. Maatregel van toepassing op alle marktdeelnemers;
  2. Maatregel heeft feitelijk en  rechtens gelijke invloed op import en binnenlandse goederen;
  3. Maatregel heeft geen belemmerend effect op de markttoegang
> Aan alle voorwaarden voldaan? Art. 34 VWEU niet van toepassing.
> Niet aan de voorwaarden voor de Keck-uitzondering voldaan? Art. 34 VWEU is wel van toepassing, maar mogelijk is de maatregel gerechtvaardigd.

> Rechtvaardiging voor producteisen of niet-geslaagd beroep op Keck:
> Er dient beoordeeld te worden of de maatregel in aanmerking komt voor de expliciete rechtvaardigingsgrond van art. 36 VWEU, óf de impliciete rechtvaardigingsgrond, zoals geformuleerd in Cassis de Dijon;
> Cumulatieve voorwaarden Cassis de Dijon en Deense Flessen:
  1. Is er harmonisatiewetgeving?
  2. Wordt de maatregel toegepast zonder onderscheid?
  3. Is er voldaan aan dwingende vereisten om beperkingen aan de invoer te stellen?
  4. Is toepassing van de maatregel proportioneel?
 > Proportionaliteitstoets: drie elementen
  1. Geschiktheid maatregel
  2. Noodzakelijkheid maatregel/ subsidiariteit
  3. Proportionaliteit strictu sensu
Beperking van de uitvoer van goederen, art. 35 VWEU

De MGW is inzake artikel 34 VWEU, zoals gezegd, zeer ruim gedefinieerd. Voor de export van producten, ex. art. 35 VWEU, wordt de MGW beperkter uitgelegd. Uiteraard worden de vragen over verenigbaarheid met de eventuele harmonisatiewetgeving en het VWEU eerst beantwoord.

Voor de export is slechts van belang of de maatregel discrimineert. Wordt de binnenlandse markt beschermd door exportbelemmeringen (protectionisme), dan valt de maatregel onder art. 35 VWEU.
De rechtvaardiging van art. 36 VWEU is van toepassing als een der doelen van dit artikel wordt beoogd én als de maatregel evenredig is.

Ten overvloede kan worden opgemerkt dat de Keck-uitzondering en Cassis-rechtvaardiging nimmer gelden voor effecten op de uitvoer, omdat inzake art. 35 VWEU niet over maatregelen zonder onderscheid wordt gehandeld.
Merk tevens op dat omgekeerde discriminatie binnen het EU-recht is toegestaan. Onderdanen van de lidstaat mogen "ongunstiger" worden behandeld dan niet-onderdanen van de lidstaat. Hoewel deze formulering wat ongelukkig klinkt, wordt het de lidstaat juist aanbevolen om optimale omstandigheden voor de onderdanen van de lidstaat te ontwikkelen om omgekeerde discriminatie waar mogelijk op te heffen.

Mededingingsbeperkingen, art. 101 VWEU
  • Is er sprake van een onderneming ( Höfner & Elser: de entiteit oefent zelfstandig economische activiteit uit)?
  • Wordt het marktgedrag gecoördineerd? Coördinatie van marktgedrag kan zich uiten in:
    1. De overeenkomst op basis van wilsovereenstemming- let op: schijnbaar eenzijdige handelingen zijn niet uitgesloten van toepassing van art. 101 VWEU;
    2. Besluiten van ondernemersverenigingen;
    3. Onderling afgestemde feitelijke gedragingen- OAFG- het causaal verband dient te worden aangetoond.
  • Strekkingsbeperking: verboden -> geen rechtvaardiging of uitzondering mogelijk;
  • Wordt de handel tussen de lidstaten ongunstig beïnvloed? 
  • Valt de beperking onder de uitzondering van lid 3 van art. 101 VWEU?
Uitwerking uitzondering kartelverbod, art. 101 lid 3 VWEU (cumulatief):
1. Verbetering productie, verdeling producten, technologische en/ of economische vooruitgang;
2. billijk aandeel der voordelen komt ten goede van de gebruikers;
3. aan de betrokken ondernemingen worden geen beperkingen opgelegd die niet onmisbaar zijn voor het bereiken van de doelen (ofwel: het noodzakelijkheidscriterium);
4. aan de betrokken ondernemingen wordt niet de mogelijkheid gegeven om de restconcurrentie uit te schakelen.
Staatssteun, art. 107 VWEU
  • Onderneming? (zie Höfner & Elser);
  • Steun, door staatsmiddelen bekostigd (Banco Exterior, r.o. 13):
    • subsidies;
    • kwijtschelding belasting of lagere heffing;
    • niet-marktconforme investeringen en leningen tegen te laag bedongen rentes.
  • Vervalsing mededinging (i.s.m. selectiviteitsvereiste);
  • Selectiviteit: maatregel die ondernemingen of producties selectief bevoordeelt.
    > Tenzij: objectieve rechtvaardiging door opzet en aard van belastingstelsel, differentiatie.
    Let op! Effect van belastingmaatregel geeft de doorslag. Intentie van de maatregel niet relevant voor het beoordelen van het selectiviteitsvereiste;
  • Ongunstige invloed op intracommunautair handelsverkeer (HAMSA, r.o. 220, 221);
  • De minimis-uitzondering van toepassing? -> 200.000 Euro per drie jaar uitgezonderd van art. 107 lid ;
  • Objectieve differentiatie? Zie "selectiviteitsvereiste" in de zaak-Soman Neptun.