woensdag 10 februari 2021

Toewijzing van de juiste vaccins aan specifieke doelgroepen (equitable distribution). Over de noodzaak van prioritering bij het uitvoeren van het vaccinatieprogramma

Sinds november 2020 heb ik landelijke dagbladen over een aantal belangrijke implicaties van het vaccinatieprogramma bericht. Het publieke debat gaat ten onrechte vooral over "vaccinatievoordringers", "het stimuleren van vaccinatiebereidheid", of "de overheid doet het uitstekend met het huidige vaccinatieprogramma", zonder dat er voor deze uiterst subjectieve onderwerpen en stellingen een onderbouwing wordt gegeven.

Want er is een prangender onderwerp dat direct raakt aan de effectiviteit van het nationale vaccinatieprogramma: dat is de noodzaak om doelgroepen te prioriteren bij het geven van vaccins. Anders dan tv-programma's en kranten suggereren, gaat het niet om een kwestie van "Ik wil zelf kiezen welk vaccin ik neem!". Het is geen "iene-miene-mutte" of luxekwestie, maar het gaat hier om de beoogde werking van specifieke vaccins die maken dat sommige vaccins beter geschikt zijn voor een bepaalde doelgroep dan andere vaccins.

Equitable distribution, of prioritering van doelgroepen op grond van te verwachten effectiviteit

Internationaal staat het fenomeen bekend als "equitable distribution" van vaccins. In het Nederlands zou dit wordt vertaald als "rechtvaardige verdeling van vaccins", maar nog meer dan op rechtvaardigheid of gelijkwaardigheid, is de prioritering van vaccins gebaseerd op de te verwachten effectiviteit voor een bepaalde doelgroep. "Je hebt maar te accepteren wat er op het moment van de uitnodiging op het programma staat" is absoluut niet verenigbaar met het principe van de te verwachten effectiviteit, maar dat is wel waar het in Nederland op uit zal draaien met het programma dat door de Minister van Volksgezondheid is uitgeschreven.

De wereldgezondheidsorganisatie WHO, de werkgroep SAGE en het COVAX-programma hebben de prioritering van doelgroepen als principes opgesteld. In lijn met de principes van deze organisaties, dienen chronisch zieken, "kwetsbare groepen" en ouderen prioriteit te krijgen bij de toediening van vaccins. Een eensluidend advies is uitgevaardigd door de Nederlandse Gezondheidsraad. De Minister heeft op 18 december 2020 een adviesaanvraag bij de Gezondheidsraad ingediend (kenmerk 1799335-215964-PDC19) is vervolgens van dit advies afgeweken, waardoor het voor "hoogrisicogroepen" nu onduidelijk is wanneer zij aan de beurt zijn voor het ontvangen van een vaccin en welk vaccin zijn toegewezen krijgen.

De noodzaak van effectieve vaccins voor specifieke doelgroepen: ziekenhuiszorg ontlasten en resistentie en varianten voorkomen
Met prioritering zijn meerdere doelen gediend. In de eerste plaats dient prioritering de druk op de Intensive Care Units en op de ziekenhuiszorg in het algemeen weg te nemen en gevolgschade van COVID tegen te gaan, zo is de redenering van SAGE, COVAX en de Gezondheidsraad. Als de mensen met het hoogste risico op ernstige COVID-complicaties de ic's overspoelen, dan wordt de capaciteit overschreden en gaat dit ten koste van reguliere medische zorg. Niet alleen het verlagen van de druk op de ic's heeft prioriteit; het tegenaan van DALY, disability adjusted life years, is een subdoel van de prioritering van doelgroepen.

Twee samenhangende medische belangen zijn met prioritering van doelgroepen gediend. Het geven van een inferieur of onvoldoende effectief vaccin vergroot de kans op succesvolle mutaties van dit coronavirus, SARS-CoV-2. Ineffectieve vaccins zouden het virus kunnen stimuleren om zich te ontwikkelen tot een resistente versie: het coronavirus kan tot "superinfect"evolueren, zoals met andere pathogenen is gebeurd door langdurig gebruik van ineffectieve antibiotica. In immunogecompromitteerde personen blijft het coronavirus bovendien langer aanwezig. Het risico is dat het virus zich tot een nieuwe variant ontwikkelt in een patiënt met een immuunstoornis.

De Gezondheidsraad heeft op 24 december 2020 het advies uitgevaardigd om primair ouderen en medische risicogroepen het vaccin BNT162b2 toe te kennen en wel begin 2021 (COVID-19-vaccinatie: BioNTech/Pfizer, nr. 2020/29, 24 december 2020, p. 4, 9 en 20). Pfizer is voor de oudere doelgroep en de doelgroep met medische/chronische aandoeningen hoogst effectief, veilig en derhalve het meest geschikt bevonden. Het vaccin van AstraZeneca dient volgens de Gezondheidsraad toebedeeld te worden aan zorgpersoneel, de volgende doelgroep in het geplande vaccinatieprogram.

De Gezondheidsraad baseert de verantwoording over de advisering inzake de toebedeling van vaccins aan bepaalde doelgroepen op het uitgangspunt dat de overheid de taak heeft om de bevolking en het maatschappelijk leven te beschermen en op het uitgangspunt van een rechtvaardige verdeling van zorg. De Gezondheidsraad komt tot het advies voor het vaccineren van de genoemde doelgroepen met de hoogste gezondheidsrisico's, om de gezondheidszorg (ic-capaciteit) te ontlasten en om ziektelast te verlagen. Niet alleen het verlagen van de druk op de ic's heeft prioriteit; het tegenaan van DALY, disability adjusted life years, is een subdoel van de prioritering van ouderen.

Grondwettelijke verplichtingen van de overheid ten aanzien van de volksgezondheid van "kwetsbare groepen"
De overheid heeft de grondwettelijke verplichting om de volksgezondheid te beschermen en dient daartoe alle nodige maatregelen te treffen (art. 22 Grondwet). De overheid heeft zich tevens aan internationaal recht verbonden door lid te worden bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR); volgens het IVESCR is de staat verplicht om epidemische ziekten te voorkomen, te behandelen en te bestrijden (art. 12 lid 2 onder c IVESCR) en omstandigheden te scheppen die één ieder in geval van ziekte geneeskundige bijstand en verzorging waarborgen (art. 12 lid 2 onder d IVESCR). Staten die lid zijn bij het IVESCR, hebben de plicht om te bewerkstelligen dat de verdeling van "schaarse" middelen niet tot disproportionele gezondheidsconsequenties leidt. Bovendien hebben staten rekening en verantwoording af te leggen en kwetsbare groepen bij te staan in het verkrijgen van toegang tot de hoogste standaard van gezondheidszorg (General Comment No. 14, "The right to the highest attainable standard of health care (Article 12 IVESCR)", Economic and Social Council E/C.12/2000/4).

De overheid kan zich ten aanzien van het uitvaardigen van gezondheidsbeleid dat dient te voldoen aan het principe van "equitable distribution", niet beroepen op de schaarste van de te verdelen middelen. Specifiek bepaalt de internationale case law dat staten zich niet achter het argument van schaarste kunnen verschuilen, indien een minderheid een levensbedreigende conditie heeft die bepaling en uitvoering van een gezondheidsstrategie vereist.

Internationale principes van prioritering tav COVID-vaccins: WHO, SAGE, COVAX en the Council on Bioethics
(dit is een fragment uit mijn bericht van 6 januari 2021: Vaccinatiefiasco's)

Volgens het Framework voor de allocatie en prioritering van COVID-19-vaccins van SAGE dienen de nationale staten groepen te prioriteren die door onder meer biomedische factoren (medische predisposities) onevenredig zwaar onder de COVID-19-pandemie hebben te lijden (WHO SAGE values framework for the allocation and prioritization of COVID-19 vaccination, 14 September 2020). De Council on Bioethics wijst overheden op de noodzaak om transparant te zijn ten aanzien van de distributie van de COVID-vaccins. Bij het afleggen van rekening en verantwoording dient uitleg te worden gegeven over de afwegingen achter het toekennen van een bepaald vaccin aan een bepaalde doelgroep (Fair and equitable access to COVID-19 treatments and vaccines, Nuffield Council on Bioethics, 29 mei 2020). Een impliciete prioritering van doelgroepen bij de distributie van medicijnen en vaccins wordt gekenmerkt door onduidelijkheid, het falen van de overheid om passende strategieën te identificeren en afwezigheid van publieke verantwoording voor genomen beslissingen (Di Constanzo, 'Healthcare Resource Allocation and Priority-Setting. A European Challenge', European Journal of Health Law 27 (2020): 93-114). Dit proces wordt wel "aanmodderen" genoemd.

Wettelijke basis van de uitvoer en toezicht op het vaccinatieprogramma

De Minister van Volksgezondheid is gehouden tot het bevorderen van de kwaliteit en doelmatigheid van de publieke gezondheidszorg en draagt zorg voor de instandhouding en verbetering van de landelijke structuur. De Minister dient de interdepartementale samenwerking op het gebied van de gezondheidszorg te bevorderen (art. 3 leden 1 en 2 Wet publieke gezondheid). De Minister van VWS is via het RIVM verantwoordelijk voor het voeren van de regie op de uitvoering van het vaccinatieprogramma (art. 6b Wet publieke gezondheid; Kamerstukken II 2015/16, 34 472, nr. 3, paragraaf 2.1.2). De Gezondheidswet wijst de Gezondheidsraad aan om de Minister te adviseren over de stand der wetenschap en volksgezondheid (art. 22 Gezondheidswet) en een Staatstoezicht om toe te zien op de volksgezondheid (art. 36 Gezondheidswet).

De adviescolleges van de Gezondheidsraad hebben volgens de Kaderwet adviescolleges de taak om het Ministerie van VWS en de Tweede Kamer te adviseren inzake beleid en de invulling van Algemene Maatregelen van Bestuur (art. 17 Kaderwet adviescolleges). De Tweede Kamer kan ingevolge de wet zelf advies inwinnen en initiatief nemen. Het primaat voor het ter verantwoording roepen van de Minister van VWS voor het door hem ontwikkelde vaccinatiebeleid, ligt bij de Tweede Kamer.