vrijdag 11 augustus 2017

Een onderzoek naar de doeltreffendheid van de Wns bij de afhandeling van schade als gevolg van de rechtmatige overheidsdaad. Conclusie.

Lees hier de volledige downloadversie, "Een onderzoek naar de doeltreffendheid van de Wns bij de afhandeling van schade als gevolg van de rechtmatige overheidsdaad"

“In hoeverre kan de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten zorgen voor de oplossing van materiële en procedurele knelpunten bij de afhandeling van schade, die de burger lijdt als gevolg van de rechtmatige overheidsdaad?”

Deze vraag is geformuleerd als uitgangspunt voor mijn onderzoek.
Voordat aan de beantwoording van deze vraag is toegekomen, is (in het tweede hoofdstuk) aandacht besteed aan de ontwikkeling van het recht op schadevergoeding als gevolg van de rechtmatige overheidsdaad.  De overkoepelende term “schadevergoeding wegens de rechtmatige overheidsdaad”, valt uiteen in schadevergoeding op grond van art. 3:4 lid 2 Awb enerzijds en nadeelcompensatie op grond van het égalitébeginsel anderzijds; deze twee grondslagen zullen onder de Wns naast elkaar blijven bestaan. Alleen ten aanzien van nadeelcompensatie zal de Wns een wettelijke regeling treffen; het fundament van nadeelcompensatie, het égalitébeginsel, wordt met art. 4:126 Awb gecodificeerd.
Het belangrijkste materiële knelpunt is het ontbreken van een wettelijk kader bij de interpretatie van het égalitébeginsel.
            In het derde hoofdstuk is besproken, dat de competentieverdeling tussen de bestuursrechter en civiele rechter voor de burger  vaak voor onoverzichtelijkheid zorgt; dit is het belangrijkste procedurele knelpunt.
            In het vierde hoofdstuk is ingegaan op de doelen van de wetgever met de invoering van de Wns; deze zijn onder meer het aanbrengen van overzichtelijkheid in de procedures omtrent schadevergoeding wegens de rechtmatige overheidsdaad, het verlichten van de bestuurslasten door de vereenvoudiging van procedures en het bieden van rechtszekerheid aan de burger, door uniformering van de regelgeving omtrent nadeelcompensatie. Overige schadevergoedingen wegens de rechtmatige overheidsdaad vallen buiten het bereik van de Wns.
            Om de probleemstelling van dit onderzoek te beantwoorden: de bestuursrechtelijke efficiëntie is gediend met de mogelijkheid om op basis van Titel 4.5 Awb in een afzonderlijke procedure het schadeaspect te beoordelen; positief daaraan is dat besluiten geen uitstel hoeven te lijden.
Een ander positief punt is dat een veelheid aan (bijzondere) (buiten)wettelijke regelingen voor het toekennen van schadevergoeding wegens de rechtmatige overheidsdaad, geüniformeerd wordt. Deze procedurele knelpunten worden door de Wns opgelost.
            Een aantal knelpunten zal door de Wns niet worden opgelost. Zo blijft de interpretatie van het égalitébeginsel (een belangrijk materieel knelpunt), sterk casuïstisch van aard. De werkdruk van de bestuursrechter zal onder de Wns toenemen na het schrappen van art. 8:2a Awb, waarmee het connexiteitsvereiste komt te vervallen en de burger óók schadevergoeding kan vorderen op grond van rechtmatig feitelijk handelen door het bestuursorgaan.
            Wat de “meerwaarde” van de Wns is ten opzichte van de rechtspraktijk op het gebied van schadevergoeding wegens de rechtmatige overheidsdaad, is twijfelachtig. Voorlopig kan slechts voorzichtig worden geconcludeerd, dat de Wns vooral een codificatie van de rechtspraktijk inhoudt.


Literatuur

Buuren, van, 2009
P.J.J. van Buuren, ‘Paul Krugerbrug II. Nadeelcompensatie en het onzuivere schadebesluit’: in: T.Barkhuysen e.a. (red.), AB Klassiek, Deventer: Kluwer 2009, p. 95-104.

Buuren, van, e.a. 2009
P.J.J. van Buuren e.a., Hoofdlijnen ruimtelijk bestuursrecht, Deventer: Kluwer 2009.

Ravels, van, NTB 2014/1
B.P.M. van Ravels, ‘Hoe groot is het normale maatschappelijke risico?’, NTB 2014/1.

Schueler 2007

B.J. Schueler, “Een doolhof met vertakkingen. Naar een verbeterde rechtsbescherming tegen schadeveroorzakende besluiten?”, Q&A 2007.

Tjepkema 2004
M.K.G. Tjepkema, ‘Het referentiekader van het égalitébeginsel. Over de vergelijking met andere burgers in égalitésituaties’, Overheid en aansprakelijkheid 2004, nr. 1, p. 12-22.

Parlementaire stukken
Kamerstukken II
1990/91, 21 221, nr. 3.
Kamerstukken II
1997/98, 25 600 VI, nr. 46.
Kamerstukken II 2010/11, 32 621, nr. 3.
Kamerstukken II 2010/11, 32 621, nr. 4.
Kamerstukken II 2011/12, 32 621, nr. 11.
Kamerstukken I
2011/12, 32 621, B.
Kamerstukken I 2012/13, 32 621, C.

Jurisprudentie

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)
ABRvS  17 oktober 1994, BR 1995, p. 784.
ABRvS 26 oktober 1995, AB 1996, 297.
ABRvS 18 februari 1997, AB 1997/143.
ABRvS 6 mei 1997, AB 1997, 229, m.nt. P.J.J. van Buuren.
ABRvS 6 mei 1997, ECLI:NL:RVS:1997:AA6762 (Van Vlodrop).
ABRvS 22 februari 2000, AB 2000, 230.
ABRvS 12 november 2003, AB 2004, 95 m.nt. A.R. Neerhof  (Prostitutiezone Heerlen).
ABRvS 21 juni 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AX9047 (Omrijschade Betuweroute).
ABRvS 8 november 2006, AB 2007, 252, m.nt. B.P.M. van Ravels (Venlose Coffeeshops).
ABRvS 5 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY5105 (De Wouwse Tol).
ABRvS 5 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY5135 (Markthal).
ABRvS 31 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:558 (Coffeeshops Venlo).
ABRvS 28 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1868, AB 2014/361, m.nt. M.K.G. Tjepkema (Wouwse Tol II).

Afdeling voor de Geschillen van Bestuur van de Raad van State (AGRvS)
AGRvS 28 januari 1991, BR 1991, p. 464.


Hoge Raad
HR 20 december 1940, NJ 1941/366 (Voorste-Stroom).
HR 19 maart 1943, NJ 312 (Voorste Stroom VI).
HR 18 februari 1944, NJ 1944/1945, 226 (Duinwater).
HR 18 januari 1991, AB 1991/241 (Leffers/ Staat).

HR 30 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0801, m.nt. B.P.M. van Ravels (Staat/Lavrijsen).
HR 6 december 2002, NJ 2003, 616, m.nt. M. van Scheltema (Hagenaars/Noord-Brabant).
HR 20 juni 2003, AB 2004, 84, m. nt. P.J.J. van Buuren (Staat/Harrida).

HR 28 maart 2008, ECLI:NL:PHR:2008:BC0256 (Asha/Amersfoort).