maandag 9 november 2015

Notities Europees recht

  1. Richtlijn 2004/38 is niet van toepassing op de zaak-Zambrano. Immers is er geen grensoverschrijding aan de orde;
  2. Het leerstuk van de wederzijdse erkenning houdt verband met het voorkomen van de tussenstatelijke "dual burden";
  3. Middels art. 62 VWEU worden art. 51 jo. 52 VWEU van toepassing verklaard op het dienstenverkeer;
  4. De Keck-uitzondering kan worden aanvaard, op voorwaarde dat deze wordt toegepast op alle marktdeelnemers (1). Bovendien heeft de maatregel in kwestie feitens en rechtelijk gelijke invloed op binnenlandse en importgoederen (2). De markttoegangstoets vloeit voort uit deze vereisten (3);
  5. Daarmee wordt duidelijk dat de Keck-uitzondering voornamelijk in verband met het vrije verkeer van goederen bezien dient te worden. Wanneer art. 56 VWEU in het geding is, is de Keck-uitzondering moeilijk toe te passen: verkoopmodaliteit en producteis zijn, in het geval van een dienst, niet altijd goed te onderscheiden;
  6. Objectief gerechtvaardigde beperkingen op de vrijheid van vestiging worden uiteengezet in de zaak-Gebhard. De Cassis-rechtvaardiging inzake de diensten, wordt geïntroduceerd in zaak 33/74, Van Binsbergen. De Cassis-rechtvaardiging inzake het kapitaalverkeer, wordt geïntroduceerd in zaak C-302/97, Konle (r.o. 40);
  7. De heersende lijn in de jurisprudentie van het Hof, was dat de nationale maatregel op effect werd beoordeeld. In de zaak C-452/04 wordt echter het doel van de nationale maatregel als uitgangspunt genomen;
  8. Kan een werkzoekende in een andere lidstaat profiteren van het vrij verkeer van werknemers? Zie Raulin, r.o. 10, voor de omschrijving van het begrip "werknemer" > van belang voor de afbakening van marktburgers en niet-marktburgers. De werkzoekende heeft minimaal zes maanden recht om in een lidstaat te verblijven, teneinde werk te vinden, zie zaak C-292/89, Antonissen, r.o. 21: de werkzoekende mag na deze termijn niet worden uitgezet als hij werk zoekt en een reële kans maakt op een aanstelling;
  9. Verliest de niet-marktburger van een lidstaat nu het verblijfsrecht bij ontslag? Artikel 7 lid 3 van Richtlijn 2004/38 biedt uitkomst;
  10. Maatregelen van lidstaten na totale harmonisatie. Relevant is art. 114 VWEU. Kan een nationale maatregel blijven bestaan, als de harmonisatiemaatregel is geïmplementeerd? Belangrijk is of de nationale maatregel strikter is dan de harmonisatiemaatregel; . Een striktere en reeds bestaande nationale maatregel dient te voldoen aan art. 114 lid 4 VWEU. De nationale maatregel dient te strekken tot bescherming van de in art. 36 VWEU genoemde belangen, het milieu of arbeidsmilieu.
  11. Aan een strikte nationale maatregel die ná de harmonisatiemaatregel door de lidstaat wordt getroffen, wordt ex. art. 114 lid 5 VWEU de verzwaarde eis gesteld dat de maatregel is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek;
  12. No bail-out: op grond van art. 125 VWEU is het de lidstaten niet toegestaan om verbintenissen van andere lidstaten over te nemen. Uiteraard geldt dit ten aanzien van de buitensporige overheidstekorten, ex. art. 126 VWEU. Het toezicht op het economisch beleid van de lidstaten wordt geregeld op grond van art. 121 lid 3 t/m 6 VWEU. De Commissie komt een centrale rol toe;
  13. Mededinging. Niet-strekkingsrestricties, zijnde gevolgbeperkingen, zijn slechts verboden, indien zij de mededinging daarwerkelijk beperken. Er komt een belangrijke rol toe aan marktanalyse, wat nimmer het geval kan zijn bij ware strekkingsbeperkingen. Waarom is een gevolgrestrictie in beginsel niet verboden? Eenvoudig: iedere strekkingsbeperkende afspraak is op voorhand verboden, zie zaak 59/64, Consten & Grundig;
  14. Marktanalyse. Substituutproducten: horizontale verhouding, complementaire producten: verticale verhouding. De concurrentie zal op het gebied van de substitutie eerder worden beperkt door overeenkomsten, dan op het gebied van de complementaire productie het geval is.
    Merk op dat intrabrandconcurrentie juist versterking van de interbrandconcurrentie op kan leveren;
  15. Ten aanzien van gevolgrestricties geldt: mededingingsbeperkingen worden afgewogen tegen -versterkingen. De merkbaarheidstoets om een nettomededingingsbeperking inzake art. 101 VWEU te constateren, wordt opgesplitst in een kwantitatief (marktaandeel, met inachtneming van de de minimis-bepaling) en kwalitatief (afspraken ten aanzien van het concurrentiegebied) element.