maandag 27 juli 2020

Neuroinvasie van het Centraal Zenuwstelsel door SARS-CoV-2: een bespreking van klinische casus en neuroinvasieve mechanismen van SARS-CoV-2

In mijn bericht van 7 maart 2020 besprak ik het neuro-invasieve potentieel van SARS-CoV-1 en andere coronavirussen, een onderwerp dat sinds 2003 flink bestudeerd wordt (zie "Verspreiding en complicaties van coronavirussen", 7 maart 2020 ). Het neuro-invasieve potentieel van SARS-CoV-2 wordt echter sinds het begin van deze pandemie onderschat. Redelijkerwijs wordt de vraag gesteld of neurologische manifestaties het gevolg zijn van directe neuro-invasie door SARS-CoV-2, of een gevolg van door SARS-CoV-2 geïnduceerde trombo-inflammatoire verschijnselen.

Vanwege een gebrek aan autopsiemonsters kan virale replicatie van SARS-CoV-2 in het centrale zenuwstelsel (CZ) in veel gevallen niet worden bevestigd. Dat is geen reden om het bewustzijn over het risico op invasie van het CZ en perifere zenuwstelsel door SARS-CoV-2 te laten varen. Afgezien van directe neuro-invasie van het CZ, moeten neurologische manifestaties die worden opgewekt door ontstekingen en stollingsstoornissen (trombose en embolie) nauwlettend worden gemonitord. 


In deze bespreking zal ik ingaan op het neuro-invasieve potentieel van coronavirussen en neurologische manifestaties en mechanismen achter CoV-CZ-infectie. Waarom is het belangrijk om onderscheid te maken tussen neurologische manifestaties als gevolg van directe invasie van het CZ of manifestaties van het CZ die worden veroorzaakt door een ontsteking in de periferie (buiten het CZ)? Het belang is erin gelegen om de juiste therapeutische opties en timing van medische interventie te kunnen bepalen. Ik heb een selectie van casus gemaakt door via de database PubMed en de Wiley Library op "SARS-CoV-2" in combinatie met "Encephalopathy", "Encephalitis", "CNS", "Neuroinvasion", "ADEM", "ANE" en "Encephalomyelitis" te zoeken. Ik beschouw alles in de context: als neurologische klachten door onderliggende medische factoren kunnen worden verklaard, dan vermeld ik dat in de bespreking van de casus. Daarbij staat voorop dat infecties van het zenuwstelsel met grote zekerheid kunnen worden aangetoond, door het hersenruggenmergvocht (CSF) op pleiocytose, eiwitten en de aanwezigheid van SARS-CoV-2 te testen.

1. Over het neuro-invasieve potentieel van coronavirussen (2016-2020)
Net als ademhalingsvirussen in het algemeen kunnen SARS-CoV's schade aan het centrale zenuwstelsel veroorzaken. Coronavirussen kunnen encefalitis veroorzaken. De snelle replicatie van SARS-CoV-2 is een risicofactor voor het initiëren van overreactie van het menselijke immuunsysteem; als gevolg hiervan kan onder meer virale meningitis optreden (
Human Coronaviruses and other respiratory viruses: Underestimated opportunistic pathogens of the Central Nervous System?, Viruses 2020, 12 (1), 14, gepubliceerd op 20 december 2019). In een jonge patiëntengroep met CoV werd een lichte ophoping van interleukinen IL-6, IL-8 en MCP-1 in de hersenvloeistof waargenomen. MCP-1 is betrokken bij het initiëren van ontstekingsreacties in de hersenen (Coronavirus infections in the Central Nervous System and respiratory tract show distinct features in hospitalized children, Intervirology 2016, vol. 59, no. 3, gepubliceerd in februari 2017).

In deze studie uit 2016 werd onderscheid gemaakt tussen infectie met het coronavirus en het centraal zenuwstelsel (CoV-CNS) en een infectie met de luchtwegen met coronavirussen (CoV-respiratoir). Het serumniveau van Granulocyte macrophage colony-stimulating factor (GM-CSF) was hoger bij CoV-CNS geïnfecteerde patiënten. GM-CSF heeft pro-inflammatoire eigenschappen en speelt een rol bij auto-immuun-encefalopathie (hersenontsteking door een auto-immuunreactie). De niveaus van interleukinen IL-6, IL-8, MCP-1 en GM-CSF waren significant verhoogd in monsters van hersenvocht van de CoV-CNS-patiëntengroep. Het aantal lymfocyten en eosinofielen was verlaagd in de CoV-CNS-groep, terwijl CoV-luchtwegpatiënten een significant lager aantal neutrofielen hadden. Het aantal monocyten in CoV-CNS-patiënten was verhoogd. Het serumgehalte van de granulocytkolonie-stimulerende factor (G-CSF) was significant verhoogd bij zowel CoV-CNS-patiënten als CoV-respiratoire patiënten.

Autopsies uitgevoerd tijdens de SARS-CoV-1-epidemie toonden viraal RNA in het cytoplasma van hypothalamische en cerebrale corticale neuronen, evenals hersenoedeem en focale neuronale degeneratie en neuronale necrose, uitgebreide hyperplasie van de gliacellen en cellulaire infiltraten. Dit betekent dat coronavirussen in het centrale zenuwstelsel binnendringen. Er werd in de autopsierapporten van de SARS-CoV-1-groep geen demyelinisatie, ofwel verlies van het isolerende merg om zenuwvezels, vermeld. Expressie van Interferon-gamma was te zien in glia. Infiltratie van CD68 + macrofagen en CD3 + T-cellen werd waargenomen in hersenneuronen en glia, wat duidt op het binnendringen van immuuncellen in de zenuwcellen (The neurology of COVID-19 revisited: A proposal from the Environmental Neurology Specialty Group of the World Federation of Neurology to implement international neurological registries, Journal of Neurological Sciences 414 (2020) 116884). 

In een test met ACE2-transgene muismodellen werd het falen van de ademhaling toegeschreven aan medullaire infectie (infectie van de hersenstam) met SARS-CoV. De reukzenuw bleek de ingang voor virale infectie van de hersenen te zijn. Een rapport over COVID-19-encefalitis onthult hemorragische laesies in de thalami (bloedingen), mediale temporale kwabben en de insula ("eilandjes", betrokken bij walging als gradatie van smaak). De mogelijkheid van door virussen veroorzaakte vasculitis (vaatontstekingen) via ACE2-receptoren in de hersenen, verhoogt het risico op cerebrovasculaire aandoeningen
(COVID-19 and the nervous system, Journal of Neurovirology, 2020 May 23).

2. Neurologische manifestaties van virale infectie
Er zijn ten minste drie categorieën neurologische manifestaties die verband houden met virale infectie. Encefalopathie, inflammatoire encefalitis, hemorragische en ischemische beroerte zijn complicaties van systemische ziekten, zoals multi-orgaanfalen, ontsteking en coagulatie. Directe virale invasie van het centrale zenuwstelsel resulteert in encefalitis, meningitis en endotheliitis geassocieerd met celnecrose en hersendysfunctie. Acute gedissemineerde encefalomyelitis (ADEM), acute necrotiserende encefalopathie (ANE), het Guillain-Barré-syndroom en Kawasaki-achtige manifestaties zijn immuun-gemedieerde post-infectieuze manifestaties, dat wil zeggen dat zij pas ná virale infectie optreden en worden veroorzaakt door een reactie van het immuunsysteem. 

2.1 Neurologische manifestaties bij SARS-CoV-2-patiënten
In een casestudy onder 214 patiënten met SARS-CoV-2 werden neurologische symptomen gezien bij 36,4% van de patiënten. De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 52 jaar. Van alle gemelde patiënten met manifestaties van het zenuwstelsel had 24,8% manifestaties van het centrale zenuwstelsel (hierna: CZ-manifestaties), 8,9% had perifere zenuwstelsel-manifestaties en 10,7% had skeletspierletsel. Typische symptomen van het perifere zenuwstelsel zijn anosmie (verlies van reuk) en ageusie (verlies van smaak). Met name 58,9% van de patiënten met CZ-manifestaties had een niet-ernstige infectie. Neurologische manifestaties traden op binnen 1-2 dagen na de infectie. 2 patiënten werden in het ziekenhuis opgenomen met door SARS-CoV-2 geïnduceerde hemiparese (halfzijdige verlamming), van wie geen koorts, hoest of diarree had. Van CZ-manifestaties werden hoofdpijn, verminderd bewustzijn, acute cerebrovasculaire ziekte, coma, delirium, ischemische beroerte en hersenbloeding gemeld.


2.1.1 Encefalopathie
In een onderzoek onder 58 patiënten had 69% agitatie, 67% had diffusieve tekenen van het corticospinale kanaal en 33% had het dysexecutief syndroom bestaande uit aandachtsproblemen, desoriëntatie en slecht georganiseerde responsbewegingen. Bij 8 patiënten werd verbetering in leptomeningeale ruimtes opgemerkt; bij 11 patiënten werd bilaterale frontotemporale hypoperfusie opgemerkt. 1 van de 8 patiënten had diffuse bifrontale vertraging, consistent met encefalopathie; bij 2 patiënten waren oligoklonale banden ("patronen" van antilichamen) aanwezig, eiwit- en immunoglobuline G-spiegels (antistoffen) waren verhoogd bij 1 patiënt. RT-PCR-reeksen van het hersenruggenmergvocht waren negatief voor SARS-CoV-2. Pleiocytose (toename van het aantal cellen) werd in geen van de gevallen waargenomen. Deze studie concludeert dat encefalopathie wordt geassocieerd met ARDS als gevolg van SARS-CoV-2-infectie, met ergernis en verwarring als kenmerkende klachten. Er kunnen geen conclusies worden getrokken met betrekking tot een ontstekingsreactie als oorzaak van de encefalopathie, aangezien er geen cytokinetests zijn uitgevoerd
(Neurologic Features in Severe SARS-CoV-2 Infection, NEJM, 4 June 2020).

2.1.2 MRI-bevindingen bij afwezigheid van specifieke hersenruggenmergvocht-bevindingen: niet-specifieke encefalitis

Een studie waarin 50 COVID-patiënten werden onderzocht, meldt dat de meest voorkomende bevinding corticale signaalafwijkingen bij Fluid-Attenuated Inversion Recovery (FLAIR) waren. Bij 3 patiënten waren subcorticale (onder de hersenschors) en signaalstoornissen van de witte stof aanwezig; afwijkingen bij de frontale kwab waren aanwezig bij 4 patiënten; pariëtale lob in 3; achterhoofdskwab in 4; temporaalkwab in 1; insulaire schors bij 3 en cingulate gyrus bij 3 patiënten. Het hersenruggenmergvocht van 5 patiënten toonde een totaalbeeld van verhoogde eiwitwaarden bij 4 patiënten. Het aantal cellen, albumine, glucosespiegels en immunoglobuline G-index lagen binnen het normale bereik, er werden geen oligoklonale banden waargenomen. Acute intracraniële bevindingen bij afwezigheid van afwijkingen in het corticale signaal waren te zien bij 1 patiënt met acute transversale sinus trombose en 1 patiënt met acuut infarct in het rechter middengebied van de hersenslagader. 


Van de 2 gevallen zonder intracraniële bevindingen werd een verhoogd eiwit gevonden in het hersenruggenmergvocht. De belangrijkste differentiële (niet-specifieke) diagnose van deze bevindingen is infectieuze of auto-immuunencefalitis met toevallen, hypoxie en hypoglykemie. De gevallen van bilaterale frontale afwijkingen worden geassocieerd met hypoxie, omdat ARDS en frontotemporale perfusie gerelateerde factoren zijn. Microbloedingen in de hersenschors en afbraak van de bloed-hersenbarrière vergezeld van hypoxie zouden leiden tot het waargenomen beeldvormingspatroon. Over het algemeen kunnen er geen conclusies worden getrokken met betrekking tot virale of immuniteitsgemedieerde encefalitis (Brain MRI Findings in Patients in the ICU with COVID-19 Infection, RSNA Radiology, 8 May 2020).

2.1.3 Ongebruikelijke microbloedingen
MR-beelden van 9 patiënten met ongebruikelijke verschijnselen werden geanalyseerd. Alle patiënten leden aan ernstige hypoxemie secundair aan ARDS, met een vertraagd herstel van het bewustzijn. Geen van de patiënten had diffuse intravasculaire coagulatie (DIC); alle patiënten vertoonden een hyperfibrinemische toestand evenals septische of inflammatoire coagulatie. Microbloedingen werden waargenomen, specifiek bij het corpus callosum (de hersenbalk). Andere locaties van microbloedingen waren de achterste of voorste delen van de interne capsule en de hersensteel. Bij de meerderheid van de patiënten werden subcorticale regio's aangetast. Deze bevindingen worden níet geassocieerd met hypertensie en amyloïde angiopathie (beschadiging van de kleine bloedvaten van de hersenen). De betrokkenheid van de hersenbalk is niet consistent met hypertensie en amyloïde angiopathie; korte episodes van hypertensie kwamen voor bij slechts 2 van de 9 patiënten, die reeds met succes waren behandeld met antihypertensiva. 


Er wordt verondersteld dat directe schade aan het endotheel weefsel en de bloedvaten verklarend zou kunnen zijn, aangezien directe interactie tussen SARS-CoV-2 en de ACE2-receptor zou kunnen leiden tot beschadiging van de bloed-hersenbarrière en bloeding in het hersenweefsel. Van sommige van de op MR waargenomen laesies werd gemeld dat ze een lineaire vorm hadden die leek op een bloedvat, overeenkomend met het beeld dat wordt waargenomen bij hypercoagulatiestoornissen en microthrombi in longvaten van andere patiënten. Diffuus axonaal letsel (schade aan zenuwvezels) of lipidenembolie (afsluiting van een bloedvat door vet) onderzocht als mogelijke verklaringen (Unusual Microbleeds in Brain MRI of COVID-19 Patients, Journal of Neuroimaging, 8 July 2020).

2.1.4 Systemische hyperinflammatoire dysfunctie van het centrale zenuwstelsel: een mogelijke rol voor anakinra en tocilizumab
1 patiënt zonder comorbiditeiten kreeg linkszijdige verlammingen. Hoofdpijn en een verlamming ontwikkelden zich binnen 12 uur tot verwarring en opwinding. Het hersenruggenmergvocht vertoonde lymfatische pleiocytose (abnormale toename van immuuncellen) en verhoogde eiwitten. PCR van SARS-CoV-2 in het hersenvocht was negatief, maar het monster uit de keelneusholte bevestigde een SARS-CoV-2-infectie. Een tweede patiënt werd opgenomen met onrust, moeite bij het benoemen van objecten, desoriëntatie en verwarring. Het hersenvocht vertoonde ook bij deze patiënt lymfatische pleiocytose en verhoogde eiwitten. Bij beide patiënten was IL-6 verhoogd, bij één patiënt was IL-1β significant verhoogd. Bovendien vertoonde het hersenruggenmergvocht bij beide patiënten verhoogde ACE-spiegels. Er wordt verondersteld dat deze gevallen van encefalitis worden veroorzaakt door een cytokinestorm. Behandelingen gericht op IL-6 (tocilizumab) en IL-1 (anakinra) kunnen nuttig zijn om CZ-dysfunctie te behandelen
(Increased CSF levels of IL-1β, IL-6 and ACE in SARS-CoV-2-associated encephalitis, Neuroimmunology & Neuroinflammation, 1 July 2020).

2.1.5 Leuko-encefalopathie en microbloedingen
11 patiënten kwamen in aanmerking voor hersen-MRI vanwege een ongebruikelijke, aanhoudend depressieve mentale toestand. Hersenstamreflexen waren normaal, maar de respons in extremiteiten nam af. Geen van de patiënten had duidelijke gedissemineerde intravasculaire coagulatie. Hersenruggenmergvocht was beschikbaar bij slechts 1 patiënt en was negatief voor meningitis en encefalitis en negatief voor SARS-CoV-2. Van 11 patiënten vertoonden 4 patiënten diffuse leuko-encefalopathie, 1 met microbloedingen en 6 met zowel microbloedingen als leuko-encefalopathie. Patiënten met leuko-encefalopathie hadden symmetrische hyperintensiteiten in beide zijdelingse diepe en subcorticale witte stof. Er werden afwijkingen waargenomen die zich uitstrekten van de precentrale gyrus tot aan het centrum semiovale en corona radiata. Bij de temporale en occipitale hoorns was de posterieure cerebrale witte stof bij alle patiënten afwijkend. De grijze kernen waren gespaard gebleven van leuko-encefalopathie. Afgezien van de pre-centrale gyrus en achterhoofdskwabben, bleef ook de juxtacorticale witte stof gespaard van leuko-encefalopathie. 

Deze bevindingen komen overeen met Delayed Posthypopoxic Leukoencephalopathy (DPHL), die 10-14 dagen na hypoxie optreedt en vergelijkbaar is met het ziektebeeld van slachtoffers van koolmonoxidevergiftiging. Acute hypoxische ischemie is uitgesloten, omdat de bij dat ziektebeeld aangedane hersengebieden in dit geval juist onaangedaan zijn. DPHL is waarschijnlijk gerelateerd aan celdood en daaropvolgende demyelinisatie. Waargenomen milde beperkte diffusie in dit onderzoek kan verband houden met acute demyelinisatie. Mogelijke etiologieën voor de waargenomen leuko-encefalopathie zijn: sepsis-geassocieerde, post-infectieuze demyelinisatie of hemorragische encefalitis en posterieur reversibel encefalopathiesyndroom.

In de juxtacorticale witte stof en het corpus callosum (de hersenbalk), met name het splenium, werden puntbloedingen waargenomen. Soortgelijke bloedingen zijn gemeld in gevallen van hoogteziekte en verwonding van de bloed-hersenbarrière. De waargenomen microbloedingen doen denken aan axonaal letsel. Er worden twee verschillende aandoeningen gediagnosticeerd: demyelinisatie en verstoring van de bloed-hersenbarrière. Beide aandoeningen zijn gerelateerd aan hypoxie veroorzaakt door SARS-CoV-2
(COVID-19-associated Diffuse Leukoencephalopathy and Microhemorrhages, RSNA Radiology, 21 May 2020).

2.1.6 Acute necrotiserende encefalopathie (ANE)
Een eerste studie naar vermoedelijke COVID-19-geassocieerde acute necrotiserende encefalopathie (ANE) gaat over een geval waarbij het hersenvocht niet op SARS-CoV-2 kon worden getest. CT-beelden onthullen symmetrische hypoatuatie binnen de bilaterale mediale thalami; hersen-MRI-beeldvorming onthult hemorragische laesies in de bilaterale thalami, mediale temporale lobben (ter hoogte van de slapen) en subinsulaire regio's. ANE is een zeldzame complicatie van influenza en andere virale infecties, die wordt toegeschreven aan cytokinestormen die leiden tot schade aan de bloed-hersenbarrière, zonder dat sprake is van directe virale invasie van de hersenen of postvirale demyelinisatie
(COVID-19-associated Acute Hemorrhagic Necrotizing Encephalopathy: CT and MRI Features, RSNA Public Health Emergency Collection, Radiology 2020 Mar 31: 201187).  .

Een patiënt had een voorgeschiedenis van aplastische anemie met intermitterende transmissie van rode bloedcellen en bloedplaatjes. De patiënt had recent geen middelen gekregen om het immuunsysteem te onderdrukken. De patiënt vertoonde episodes van staren, spraakstilstand, flexie van beide schouders en een korte tonische clonische aanval. Een CT toonde een vroege zwelling van de hersenstam. Nieuwe lymfopenie werd waargenomen. Trombocytopenie in overeenstemming met aplastische anemie werd behandeld met humane leukocyten-antigeen-bloedplaatjes. De tweede CT-scan toonde zwelling van de hersenstam, nieuwe corticale en subcorticale hypodensiteit in de occipitale kwab en progressie van zwelling van de hersenstam met pontinebloeding en afwijkingen in de grijze stof, bestaande uit symmetrische hypodensiteiten, die ook in beide amygdalae te zijn waren. 


Het hersenruggenmergvocht vertoonde een eiwitverhoging, maar een normaal aantal witte bloedcellen. CSF-PCR voor SARS-CoV-2 was negatief. MRI vertoonde progressie van een uitgebreid abnormaal signaal en bloeding in een symmetrische verdeling binnen de dorsolaterale putamina (gelegen in de basale ganglia), thalamische kernen, subinsulaire regio's, splenium van het corpus callosum, cingulate gyri en perirolandische regio's. Er was een vermindering van ventriculi, basale stortbakken, temporale niet-hernia en matige celebellaire hernia. Ernstige trombocytopenie droeg bij tot de hemorragische componenten van encefalopathie. De patiënt was niet lymfopenisch vóór SARS-CoV-2-infectie. Testen op interleukines was niet mogelijk. Directe invasie (neurotroop) van het zenuwstelsel door SARS-CoV-2 is in dit geval onwaarschijnlijk, omdat de CSF-PCR negatief was. Een immunostorm is een zeer plausibele verklaring voor dit medische beeld van ANE (COVID-19-related acute necrotizing encephalopathy with brain stem involvement in a patient with aplastic anemia, Neurology Neuroimmunology & Neuroinflammation, 26 May 2020). 

2.1.7 Acute necrotiserende hersenontsteking (ANE), succesvol behandeld met steroïden
Een geval van acute necrotiserende encefalopathie bij een 51-jarige COVID-19-patiënt zonder een voorgeschiedenis van neurologische aandoeningen wordt mogelijk teweeggebracht door antilichamen. De patiënt reageerde niet, werd comateus, kreunde en vertoonde ritmische bewegingen van het rechterbovenbeen op dag 21 van de ziekte. Subtiele hyperintensiteiten bij bilaterale thalami werden waargenomen. Bloed en hersenvocht onthulden trombopenie, lymfopenie en ontsteking, CSF-albumine-cytologische dissociatie met verhoogde IgG-antilichamen en veranderde bloed-hersenbarriere. MRI vertoonde progressieve laesies met diffuse hyperintensiteit in de thalami, cerebellum, hersenstam en supratentoriale grijze en witte stof. Gebieden van het vezelnetwerk, als ventrale hippocampus commissuur, brachium van de colliculus en stria medullaris leken sterk gekleurd. Bilaterale distributie van afwijkingen aan de hersenstam, thalami, kleine hersenen en witte stof, hyperintensiteiten en schade aan bilaterale thalami is duidelijk te onderscheiden in ANE. Dit is anders bij klinische beelden van ADEM, die worden gedefinieerd door asymmetrische laesies met slecht afgetekende marges, voornamelijk te zien in periventriculaire gebieden en basale ganglia. 


Vroege behandeling met steroïden en polyvalente immunoglobuline was in deze casus zeer effectief. De vermoedelijke oorzaak is de reactie van de gastheer op SARS-CoV-2, geassocieerd met IgG gericht op een neuronaal antigeen. Celvernietiging en de afgifte van grote hoeveelheden auto-antigenen stimuleren zelf-reactieve cellen en kunnen leiden tot zelf-reactieve antilichamen. Ontsteking draagt ​​bij aan de productie van IgG en aantasting van de bloed-hersenbarrière (COVID-19-associated Acute Necrotizing Encephalopathy successfully treated with steroids and polyvalent immunoglobulin with unusual IgG targeting the cerebral fibre network, Postscript Letter, Journal of Neurology, Neurosurgery & Psychiatry, 10 July 2020).

2.1.8 Meningitis / encefalitis geassocieerd met SARS-CoV-2-infectie van het centrale zenuwstelsel
Een rapport uit februari 2020 beschrijft een eerste geval van een 24-jarige bewusteloze patiënt met vermoedelijke meningitis / encefalitis geassocieerd met SARS-CoV-2-infectie. Nekstijfheid en toevallen werden waargenomen. MRI vertoonde abnormale bevindingen van mediale temporale kwab, inclusief hippocampus, wat wijst op encefalitis. Daarnaast werd significante paranasale sinusitis waargenomen, een bevinding die het verdient aandacht te schenken aan retrograde synaptische transmissie van SARS-CoV-2 (transmissie van de neus naar de hersenen, zonder het ademhalingsstelsel). Hoewel SARS-CoV-2 niet werd gedetecteerd in het nasofaryngeale monster, was het hersenvocht positief voor SARS-CoV-2. Het aantal lymfocyten in het hersenruggenmergvocht was licht verhoogd (pleiocytose). Bloedlymfocyten waren verlaagd, het aantal witte bloedcellen was toegenomen, neutrofielen waren dominant en C-reactief proteïne was verhoogd. FLAIR-beeldvorming wees op rechter laterale ventriculitis en encefalitis op de rechter mesiale kwab en hippocampus
(A first case of meningitis/encephalitis associated with SARS-CoV-2, International Journal of Infectious Diseases, Vol. 94, May 2020). In het geval van een 41-jarige patiënte met meningoencefalitis is géén RT-PCR van het ruggenmergvocht afgenomen, maar toediening van Hydroxychloroquine (HCQ) heeft opmerkelijke verbetering gebracht (Meningoencephalitis without respiratory failure in a young female with COVID-19 infection in Downtown LA, early April 2020, Brain, Behavior and Immunity, 2020 Jul; 87: 33).

2.1.9 ADEM, acute encefalomyelitis, verbeterd door methylprednisolon
Acute encefalomyelitis (ADEM) is een auto-immuunziekte van het zenuwstelsel, een zeldzame ziekte die voorkomt na virale infecties en die vooral kinderen treft. Er worden echter gevallen van ADEM gemeld die volwassenen treffen na een SARS-CoV-2-infectie. In één geval waarbij een 64-jarige betrokken was, meldde de patiënt een verlies van geur en smaak, dat zich snel ontwikkelde naar totale anosmie en ageusie, gevolgd door bilaterale slechtziendheid en gevoelsverlies aan het rechterbeen. Relatief afferent pupil defect werd gedetecteerd en gezichtsveldtesten vertoonden aan weerszijden defecten. Verder werden prikkelbaarheid, hoofdpijn, aangedaan sensorisch niveau van de rechter buik en linker hyperreflexie van de onderste ledematen gedetecteerd. MRI van de hersenen en de wervelkolom weergaf hersenletsel en één laesie op de achtste thoracale wervel (T8) en bilaterale oogzenuwversterking. Het hersenvocht vertoonde lymfotische pleiocytose, voornamelijk bestaand uit CD3 + CD4 + -T-cellen en milde proteïnorrachie (verhoogde eiwitten in CSF). Identieke immunoglobuline G oligoklonale banden waren aanwezig in CSF en serum. SARS-CoV-2 werd gedetecteerd in het hersenvocht. Serum onthulde anti-SARS-CoV-2 IgG. Het serum was negatief voor antiaquaporine-4 (AQ4) -antilichaam en antimyeline-oligodendrocytglycoproteïne (MOG), waardoor een neuromyelitis optica-spectrumsyndroom minder waarschijnlijk is. Behandeling met methylprednisolon verbeterde geleidelijk de symptomen geassocieerd met ADEM 
(Acute disseminated encephalomyelitis after SARS-CoV-2 infection, Neuroimmunology & Neuroinflammation, 1 June 2020).

Een 54-jarige kreeg een episode van bewustzijnsverlies en langdurige reuk- en smaakstoornissen. RT-PCR voor SARS-CoV-2 was positief. Röntgen toonde interstitiële longontsteking. Bloedonderzoek toonde matige lymfocytopenie en lichte verhoging van inflammatoire indices (witte bloedcellen, C-reactief proteïne, fibrinogeen). Bij plotselinge verslechtering werd een bloedgastest uitgevoerd om ernstige hypoxie aan het licht te brengen. Een EEG toonde aan dat er twee aanvallen waren gestart vanuit het rechter frontotemporale gebied, diffuus in homologe contralaterale hemisfeer. Bij MRI werden meerdere hyperintense laesies van de periventriculaire witte stof waargenomen, zonder beperking of diffusie of verbetering. Soortgelijke laesies werden gevonden in de bulbo-medullaire overgang, het cervicale merg en het ruggenmerg. CSF RT-PCR voor SARS-CoV-2 keerde negatief terug. In dit geval wordt aangenomen dat de demyelinisatie wordt veroorzaakt door een vertraagde immuunrespons na de viremie. 


Systemische ontstekingsreactiesyndromen (SIRS) of SIRS-achtige syndromen bij SARS-CoV-2-patiënten kunnen optreden als gevolg van een cytokinestorm, waarbij IL-1, IL-6 en tumornecrosefactor-alfa (TNF-α) verantwoordelijk kunnen zijn voor overactivering van gliacellen, met daaropvolgende demyelinisatie. Er wordt verondersteld dat longontsteking met hypoxie leidt tot een verhoogd anaëroob metabolisme dat neurologische schade veroorzaakt. Het virus kan als alternatief de aanmaak van antilichamen tegen gliacellen veroorzaken, na infectie, die wordt geassocieerd met Guillain-Barré. Toediening van Dexamethason maakte een progressief herstel van de longfunctiestoornis mogelijk (SARS-CoV-2 can induce brain and spine demyelating lesions, Acta Neurochirurgica 162, 1491-1494 (2020), 4 May 2020).

Een niet-typische ADEM werd gezien bij een 71-jarige man, van wie de autopsie milde zwelling van de hersenen en hemorragische laesies verspreid door de witte stof van de hersenhelft aan het licht bracht. Een dag voordat de bevestiging van SARS-CoV-2 binnenkwam, ontwikkelde de patiënt acuut nierletsel, waarschijnlijk secundair aan shocktoestand en ademhalingsfalen in combinatie met een reactie op contrasttoediening. Niveaus van C-reactief proteïne, ferritine en IL-6 waren significant verhoogd. De hersenletsels bestonden uit brandpunten van intraparenchymaal bloed die de witte stof verstoorden, met macrofagen aan de rand van de laesies. Gegeneraliseerde reactieve gliosis was wijdverbreid in de witte stof. Beschadigde axonen markeerden de randen van de bloedingen. Er werd een verlies van myeline vastgesteld, met macrofagen en gefragmenteerde axonale processen binnen de laesies en oligodendrocyt-apoptose rond de laesies. 

Nabij hemorragische laesies was het weefsel relatief bespaard gebleven. Subtiele gebieden van subcorticale witte stof werden gezien met een variabele perivenulaire verdeling. Perivasculaire infiltraten bleken macrofagen te zijn en bijbehorend myeline-verlies was zichtbaar. De laesies vertoonden een bereik van axonaal letsel, tot matig axonaal letsel. Extra laesies in de witte stof vertoonden destructieve laesies met centraal fibrine geassocieerd met geforceerde rode bloedcellen, wat het verlies van myeline rond vaten uitstraalde. Axonaal letsel was gemarkeerd bij deze microscopisch geïdentificeerde laesies. Microscopische corticale infarcten werden geïdentificeerd met astrogliose rond de infarcten. Necrotiseerde neuronen waren verspreid in de neocortex, CA1 hippocampale regio en Purkinje-cellen in het cerebellum, wat wijst op hypoxisch-ischemisch letsel. Er werden weinig perivasculaire T-cellen gezien, maar er werd geen activering van B-cellen waargenomen. Immunokleuring van de hersenstam benadrukte perivasculaire macrofagen geassocieerd met aderverkalking. De laesies van de witte stof zijn hypothetisch vasculair. Microscopische neocorticale infarcten worden waarschijnlijk geassocieerd met microtrombo-embolie als gevolg van SARS-CoV-2-infectie, met een rol voor de ACE2-receptor als een mechanisme voor het letsel (Neuropathology of COVID-19: a spectrum of vascular and acute disseminated encephalomyelitis (ADEM)-like pathology, Acta Neuropathologica (2020): 140:1-6).

2.2 Markers voor ernstige infectie
Patiënten met ernstige infectie hadden een hoger aantal witte bloedcellen, een neutrofielentelling, een lager aantal bloedplaatjes, een lager aantal lymfocyten, een verhoogd C-reactief proteïne-gehalte, een hoog D-dimeer-gehalte, MOF, een verhoogd lactaatdehydrogenase-, alanine-aminotransferase- en aspartaat-aminotransferase-gehalte, verhoogd ureumstikstof, verhoogde creatininespiegels en verhoogde creatininekinasespiegels. Patiënten met skeletspierletsel hadden een verlaagd aantal lymfocyten en ernstig leverletsel en nierletsel
(Neurologic Manifestions of Hospitalized Patients with Coronavirus Disease 2019 in Wuhan, China, JAMA Neurology, April 10, 2020). Neurotrope infectie van het centrale zenuwstelsel (directe virusinvasie van het zenuwstelsel) moet worden bepaald met hersenruggenmergvocht-PCR. Postinfectieuze immuun-gemedieerde neurologische aandoeningen (zoals ADEM en Guillain-Barré) kunnen worden onderscheiden van encefalitis door de afwezigheid van hersenvocht-pleiocytose en verhoogd hersenvocht-eiwit.

3. Mechanismen

3.1 Penetratie of vermijding van de Blood Brain Barrier en Blood Nerve Barrier
De ACE2-receptor (angiotensine-converterend enzym 2-receptor) is de gastheerreceptor voor SARS-CoV-2. De binding van SARS-CoV-2 omvat S-glycoproteïne-splitsing door Furin en priming door transmembraanprotease serine 2, TMPRSS2, gelokaliseerd in het celmembraan. ACE2 heeft ten minste twee verschillende functies. In de RAS, het renine-angiotensine-aldosteronsysteem dat de bloeddruk reguleert, klieft het angiotensine I tot ang 1-9 en angiotensine II tot ang 1-7, dat functioneert als een vaatverwijdend peptide. ACE2 reguleert ook de opname van aminonzuren in het endotheel van de darm. ACE2 wordt aangetroffen in het subfornische orgaan (SFO) in de hersenen, een gebied dat het cardiovasculaire systeem reguleert door middel van vochtbalans en hormoonsecretie. Het subfornische orgaan mist de bescherming van de bloed-hersenbarriere, dat maakt het orgaan gevoelig voor invloed van circulerende peptiden, de bouwstenen van eiwitten.

De bloed-hersenbarriere ​​beschermt het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) tegen directe interactie met de bloedsomloop. De laag bestaat uit endotheelcellen, een basaalmembraan, astrocyten en gladde cellen (Vascular Smooth Muscle Cells, VSMC). Twee belangrijke immuuncellen die interactie hebben met het zenuwstelsel, zijn perivasculaire macrofagen en microgliacellen. Door bloed overgedragen voorlopers steken de BBB over
(The Blood-Brain Barrier, Cold Spring Harbor Perspectives in Biology, 2015 Jan; 7(1)). Het aanvallen van immuuncellen zorgt voor immunologische ontstekingsmechanismen die neurologische manifestaties veroorzaken. Virale replicatie en de afgifte van cytokinen verhogen de doorlaatbaarheid van de BBB (Potential of SARS-CoV-2 to cause CNS infection: Biologic Fundamental and Clinical Experience, Frontiers in Neurology, 18 June 2020).

SARS-CoV's zijn voornamelijk betrokken bij endotheliitis. Dit wordt in verband gebracht met het vermogen van SARS-CoV om het centrale zenuwstelsel rechtstreeks te infecteren door de bloed-hersenbarriere te ontregelen door infectie van het endotheelweefsel van de vaten. De belangrijkste route is de ACE2-receptor die tot expressie wordt gebracht op endotheelcellen. Het vermijden van de bloed-hersenbarriere of de Blood Nerve Barrier (BNB) om toegang te krijgen tot het centrale zenuwstelsel is ook mogelijk, wanneer een virus de dorsale wortelganglia en autonome ganglia binnendringt
(The neurology of COVID-19 revisited: A proposal from the Environmental Neurology Specialty Group of the World Federation of Neurology to implement international neurological registries, Journal of Neurological Sciences 414 (2020) 116884).

3.2 Verspreiding via het neurale reuknetwerk
Er wordt verondersteld dat de invasie van het zenuwstelsel door SARS-CoV-2 de ademhalingsfunctie beïnvloedt door beschadiging van het medullaire cardiorespiratoire centrum (gelegen in de hersenstam). In knaagdiermodellen bleek SARS-CoV zich via de reukweg te verspreiden naar subcorticale en corticale hersengebieden. De door SARS-CoV geïnfecteerde hersenstam werpt licht op de mogelijkheid dat de aanvoerende hersenzenuwen bij de invasie betrokken zijn. Aangezien er geen SARS-CoV is gedetecteerd buiten de neuronen van geïnfecteerde hersenweefsels, lijkt het waarschijnlijk dat de infectie uit verdergelegen (perifere) zenuwen wordt ontvangen, door synaptische transmissie tussen de zenuwcellen. SARS-CoV-2 zou de reukweg kunnen binnendringen door epitheelcellen in het slijmvlies te infecteren. Olfactorische axonen, de uitlopers van reukreceptoren, passeren het zeefbeen om te eindigen in de hersenen. Dit mechanisme, waarbij een virus neuronen in de periferie infecteert om axonaal transport te gebruiken om het zenuwstelsel binnen te dringen, wordt retrograde (axonaal) transport genoemd. Opmerkelijk is de bevinding dat grote hoeveelheden ACE2 en TMPRSS2 tot expressie komen in de steuncellen van het reukweefsel, wat verklaart dat het virus zich met succes aan dit weefsel bindt.
 

Bulbus olfactorius-hypothalamus-hippocampus-thalamus-corticale-PAG-amygdala
De reukbol verspreidt zich naar de reukkern, amygdala, piriforme cortex, peri-amygdaloïde cortex, insula en het voorste uiteinde van de parahippocampale gyrus
(Anatomy of the olfactory nerves, Nerves and nerve injuries, Chapter 18, Vol. 1: 2015, p. 273-276). De entorhinale cortex van het reukcomplex heeft uitlopers over de gehele lengte van de hippocampus. Het reuksysteem stuurt vezels rechtstreeks naar corticale gebieden, zoals de frontale kwab (Cranial Nerve I: Olfactory Nerve, Textbook of Clinical Neurology, 2007, p. 99-112). De amygdala maakt deel uit van een breed hersencomplex dat de hypothalamus, hippocampus, orbitofrontale cortex en periaqueductale grijze stof (PAG) omvat. De amygdala heeft wederzijdse verbindingen met de hypothalamus via de fornix en stria terminalis en met de PAG. Het ontvangt projecties van de prefrontale cortex (Amygdala and hypothalamus: historical overview with focus on aggression, Neurosurgery Vol. 85, Issue 1, July 2019).

De corticomediale (midden van de cortex gelegen) amygdala is verbonden met de anterieure preoptische en ventromediale kern van de hypothalamus (opmerking: de POA bevat PGD2 (prostaglandine) synthase tot expressie brengende neuronen). De centrale kern van de amygdala is verbonden met de laterale hypothalamus (zie Grey's Anatomy 2e editie, 2008 en 2010). De piriforme cortex bevat feedbackcircuits binnen de cortex en centrifugale axonen naar de ipsilaterale (zelfde zijde) reukbol, evenals verbindingen met de contralaterale (tegenoverliggende) reukweg
(Olfaction and Taste, Architecture of the Olfactory Bulb, in: The Senses: a comprehensive reference vol. 4, 2008). Met name ACE2 blijkt sterk tot expressie te komen in de piriforme cortex, evenals in hypothalamische kernen, ventrikels, substantia nigra, amygdala, hippocampi en de frontale cortex
("Angiotensin-converting enzyme 2 in the brain: properties and future directions", Journal of Neurochemistry, 2008 Dec; 107(6)). 
Schematische weergave van de medulla (hersenstam)

Nervus trigeminus en de neurale weg naar het autonome systeem
De grootste hersenzenuw is de nervus trigeminus (nervus trigeminus, V (= vijfde)), die onderkaak-, maxillaire en oftalmische vertakkingen heeft. Het dient als sensorische en motorische zenuw. De trigeminuskernen bevinden zich in de hersenstam. Trigeminusneuronen ontvangen sensorische informatie van het gezichtsslijmvlies. De afferente sensorische vezels van de trigeminuszenuw zijn afkomstig van cellichamen in het ganglion van Gasser. De sensorische primaire afferenten synapsen bij het Trigeminus Brainstem Nuclear Complex (VBNC) dat door de hersenstam loopt. De vezels eindigen in de ventrale posteromediale kern (VPM) van de thalamus.

Het solitaire kanaal, gelegen in de medulla, wordt gevormd door het ganglion van de nervus vagus, glossofaryngeale en geniculaire zenuw. De solitaire kanaalkern (NST) wordt beschreven als de viscerale kern van de hersenstam. De zenuwvezels vertrokken van de NST-synaps in de laterale en paraventriculaire hypothalamische kernen om naar de insula te projecteren. De nucleus ambiguus (NA) is betrokken bij de motorische functies van slikken en spreken. Zowel de NST als de VBNC bevinden zich dicht bij het cardiovasculaire centrum in de medulla oblongata, die de hartslag reguleert door middel van zenuw- en endocriene controle.

Ligging van de drielingzenuw (nervus trigeminus)

Conclusie
Evenals SARS-CoV-2 (2003) heeft SARS-CoV-2 neuroinvasieve capaciteiten. Het bewijs van de invasie van het centrale zenuwstelsel is aanwezig, maar er zal meer materiaal uit autopsies en biopten (afname weefsel), van beeldvormende technieken (CT-scans en MRI) moeten worden geanalyseerd om de aangerichte schade in het zenuwstelsel specifiek te beoordelen. In een aantal gevallen is er bewijs voor directe invasie van het huidige coronavirus in het zenuwstelsel; dat wordt bevestigd door detectie van SARS-CoV-2 in het hersenruggenmergvocht met RT-PCR (CSF of liquor cerebrospinalis). Het gaat bij directe CNS-invasie door het coronavirus om virale encefalitis, virale meningitis en virale endothelialitis (ontsteking endotheel weefsel, resulterend in onder meer microbloedingen in de hersenen). In andere, gevallen worden door  systemische ontstekingsmechanismen of een "cytokinestorm" in reactie op SARS-CoV-2-infectie, encefalopathie, encefalitis en Kawasaki-achtige manifestaties veroorzaakt. Inflammatoire encefalitis, een hersenontsteking die wordt veroorzaakt door de ontstekingsreactie van het lichaam op SARS-CoV-2, wordt bevestigd door het hersenruggenmergvocht op pleiocytose en verhoging van eiwitten te testen. Manifestaties van het zenuwstelsel die ná infectie optreden, zijn ADEM (Acute encefalmyelitis, met verlies van de witte stof), ANE (Acute Necrotiserende Encefalopathie, hersenontsteking met necrose (wegrotten) van het hersenweefsel) en Guillain-Barré. 

Waarom het onderscheid tussen directe neuroinvasie van SARS-CoV-2 of neurologische manifestaties veroorzaakt door inflammatoire mechanismen en immunologische mechanismen in reactie op SARS-CoV-2? Directe neuroinvasie, bijvoorbeeld virale meningitis, moet worden behandeld met antivirale therapie. In één geval van SARS-CoV-2-meningoencefalitis werd een patiënte succesvol behandeld met hydroxychloroquine (HCQ). Als neurologische manifestaties worden veroorzaakt door immunologische reacties, kan bijvoorbeeld Tocilizumab (IL-6-blokker) of Anakinra verbetering geven. 

zaterdag 18 juli 2020

Pathways to deterioration in SARS-CoV-2 (Part III): Central Nervous System: neuroinvasive potential of coronaviruses and neurological manifestations (extensive medical review)

In my message from March 10, 2020, I reported on the neuroinvasive potential of SARS-CoV-1 and other coronaviruses, a topic that has been well studied since 2003 (Dutch version: see "Verspreiding en complicaties van coronavirussen", 7 maart 2020). The neuroinvasive potential of SARS-CoV-2 has been underestimated since the beginning of this pandemic. Reasonably, it has been questioned whether neurological manifestations are a result of neuroinvasion by the pathogen SARS-CoV-2, or a result of thromboinflammatory events induced by SARS-CoV-2.

Due to a lack of autopsy specimens, viral replication of SARS-CoV-2 in the CNS cannot be confirmed. That is no reason to not raise awareness on the CNS and PNS invasive potential of SARS-CoV-2. Aside from direct neuroinvasion of the CNS, neurological manifestations evoked by inflammation and coagulation disorders (thrombosis and embolism) should be monitored closely. In this review, I will elaborate on the neuroinvasive potential of coronaviruses, neurological manifestations and mechanisms behind CoV-CNS infection. What is the point in drawing a distinction between neurological manifestations that start with direct invasion of the CNS or CNS manifestations mediated by inflammation in the periphery (outside of the CNS)? It is of relevance in respect of therapeutic options and timing of medical intervention.

1.        On the neuroinvasive potential of coronaviruses (2016-2020);
2.        Neurological manifestations concerning viral infection;
2.1      Manifestations of the nervous system in SARS-CoV-2 patients;
2.1.1   Encephalopathy;
2.1.2   MRI-findings in absence of specific CSF findings: unspecific encephalitis;
2.1.3   Unusual microbleeds;
2.1.4   Systemic hyperinflammatory CNS dysfunction;
2.1.5   Leukoencephalopathy and microhemorrhages (punctate bleedings);
2.1.6   Acute Necrotizing Encephalopathy (ANE);
2.1.7   ANE successfully treated with steroids;
2.1.8   Meningitis/encephalitis associated with SARS-CoV-2 infection of the Nervous System;
2.1.9   ADEM (Acute Disseminated encephalomyelitis): 2 cases of improvement after Methylprednisolone or Dexamethasone;
2.2      Markers for severe infection;
3         Mechanisms
3.1      Penetration or avoidance of the Blood Brain Barrier and Blood Nerve Barrier;
3.2      Dissemination through neural olfactory (smell and taste) connections

1. On the neuroinvasive potential of coronaviruses (2016-2020)
Like respiratory viruses in general, SARS-CoVs can cause damage to the central nervous system. Coronaviruses can induce encephalitis, as accumulation of interleukin-6 increases the permeability of the blood-brain barrier. The rapid replication of SARS-CoV-2 is a risk factor for initiating overreaction of the human immune system; viral meningitis can occur as a consequence (Human Coronaviruses and other respiratory viruses: Underestimated opportunistic pathogens of the Central Nervous System?, Viruses 2020, 12 (1), 14, published December 20, 2019). In a young patient group with CoV, a slight accumulation of IL-6, IL-8 and MCP-1 in the brain fluid was observed. MCP-1 is involved in initiating inflammatory responses in the brain (Coronavirus infections in the Central Nervous System and respiratory tract show distinct features in hospitalized children, Intervirology 2016, vol. 59, no. 3, published in February 2017).

In this 2016 study, a distinction was drawn between Coronavirus-CNS infection (CoV-CNS) and CoV-respiratory tract infection. The serum level of Granulocyte macrophage colony-stimulating factor (GM-CSF) was higher in CoV-CNS infected patients. GM-CSF has proinflammatory properties and plays a role in autoimmune encephalopathy. Levels of IL-6, IL-8, MCP-1 and GM-CSF were higher in cerebrospinal fluid samples of the CoV-CNS patient group. Lymphocyte and eosinophil counts were reduced in the CoV-CNS group, whereas CoV-respitatory tract patients had a significantly lower neutrophil cell count. The monocyte count in CoV-CNS was elevated. Notably, the serum level of Granulocyte colony-stimulating factor (G-CSF) was significantly elevated in CoV-CNS and CoV-respiratory infection alike. 

Autopsies performed during the SARS-CoV-1 epidemic revealed viral RNA in the cytoplasm of hypothalamic and cerebral cortical neurons, as well as brain edema and focal neuronal degeneration and neuronal necrosis, extensive glial cell hyperplasia and cellular infiltrates. No demyelination was reported. Interferon-gamma was expressed in glia, infiltration of CD68+ macrophages and CD3+ T-cells was observed in brain neurons and glia (The neurology of COVID-19 revisited: A proposal from the Environmental Neurology Specialty Group of the World Federation of Neurology to implement international neurological registries, Journal of Neurological Sciences 414 (2020) 116884). 

In ACE2 transgenic mice models, respiratory failure has been attributed to medullary infection with SARS-CoV. While little cellular infiltration was observed, the entry for viral infection of the brain was the olfactory nerve. One report on COVID-19 encephalitis reveals hemorrhagic rim enhancing lesions within the thalami, medial temporal lobes and subinsula. The potential for viral-induced vasculitis via brain endothelial ACE2-receptors increases the risk of cerebrovascular disease (COVID-19 and the nervous system, Journal of Neurovirology, 2020 May 23).



2. Neurological manifestations concerning viral infection
There are at least three categories of neurological manifestations associated with viral infection. Encephalopathy, inflammatory encephalitis, hemorrhagic and ischemic stroke are complications of systemic diseases, such as Multi Organ Failure, inflammation and coagulation. Direct viral invasion of the CNS results in encephalitis, meningitis and endotheliitis associated with cell necrosis and dysfunction. Acute Disseminated Encephalomyelitis (ADEM), Acute Necrotizing Encephalopathy (ANE), Guillain-Barré Syndrome and Kawasaki-like manifestations are immune-mediated post-infectious manifestations.    
 
2.1 Manifestations of the nervous system in SARS-CoV-2 patients
In a case study involving 214 patients with SARS-CoV-2, neurologic symptoms were seen in 36,4% of patients. Mean age of patients was 52 years. Of all reported patients with nervous system manifestations, 24,8% had CNS manifestations, 8,9% had Peripheral Nervous System manifestations and 10,7% had skeletal muscle injury. Typical Peripheral Nervous System symptoms are anosmia and ageusia (loss of smell and taste). Notably, 58,9% of patients with CNS manifestations had nonsevere infection. Neurologic manifestations occurred within 1-2 days of the infection. 2 patients were admitted to the hospital with SARS-CoV-2-induced hemiparese, of whom none had fever, cough or diarrhea. Of CNS manifestions, headache, impaired consciousness, acute cerebrovascular disease, coma, delirium, ischemic stroke and cerebral hemorrhage were reported.

2.1.1 Encephalopathy
In a study concerning 58 patients, 69% had agitation, 67% had diffusive corticospinal tract signs and 33% had dysexecutive syndrome consisting of attention difficulties, disorientation and poorly organized response movements. In 8 patients, enhancement in leptomeningeal spaces was noted; in 11 patients, bilateral frontotemporal hypoperfusion was noted. 1 of 8 patients had diffuse bifrontal slowing consistent with encephalopathy; in 2 patients, oligoclonal bands were present, protein and IgG levels were elevated in 1 patient. RT-PCR arrays of the Cerebrospinal Fluid (CSF) were negative for SARS-CoV-2. Pleocytosis was not observed in any of the cases. This study concludes that ARDS due to SARS-CoV-2 infection was associated with encephalopathy, agitation, confusion and corticospinal tract signs. However, no conclusions can be drawn with regards to inflammation-mediated encephalopathy, as no cytokine arrays were performed (Neurologic Features in Severe SARS-CoV-2 Infection, NEJM, 4 June 2020).

2.1.2 MRI findings in absence of specific CSF findings: unspecific encephalitis
A study investigating 50 patients reports that the most common finding was cortical signal abnormalities on Fluid-Attenuated Inversion Recovery (FLAIR). In 3 patients, accompanying subcortical and deep white matter signal abnormalities were present; abnormalities in the frontal lobe were present in 4 patients; parietal lobe in 3; occipital lobe in 4; temporal lobe in 1; insular cortex in 3 and cingulate gyrus in 3 patients. CSF array of 5 patients revealed total elevated protein in 4 patients. Cell count, albumin, glucose levels and IgG Index were within normal range, no oligoclonal bands were observed. Acute intracranial findings in the absence of cortical signal abnormality included 1 patient with acute transverse sinus thrombosis and 1 patient with acute infarction in the right middle cerebral artery territory. Of 2 cases without intracranial findings, elevated protein was found in the CSF. The main differential diagnosis of these findings is infectious or autoimmune encephalitis, seizure, hypoxia and hypoglycemia. The cases of bilateral frontal involvement may have hypoexia as underlying pathogenesis, as ARDS and frontotemporal perfusion are associated factors. Cortical microhemorrhage and breakdown of the Blood-Brain Barrier accompanied by hypoxia are thought to result in the observed imaging pattern. Overall, no conclusions can be drawn with regards to viral or immunity-mediated encephalitis (Brain MRI Findings in Patients in the ICU with COVID-19 Infection, RSNA Radiology, 8 May 2020). 

2.1.3 Unusual microbleeds
MR images of 9 patients with a common pattern of unusual findings are reported. All patients suffered from severe hypoxemia secondary to ARDS, with a delayed recovery of consciousness after sedation. None of the patients were reported to have Diffuse Intravascular Coagulation (DIC); all patients presented a hyperfibrinemic state as well as septic or inflammatory coagulation. Microbleeds were observed in unusual distribution with a specific tendency for the corpus callosum. Other locations of microbleeds were the posterior or anterior limbs of internal capsule and middle cerebellar peduncles. In the majority of the patients, subcortical regions were affected. These findings are assessed to be distinct from hypertension and amyloid angiopathy. The involvement of the corpus callosum is inconsistent with hypertension and amyloid angiopathy; short episodes of hypertension occurred in 2 of 9 patients, who were successfully treated with antihypertensives. It is hypothesized that direct damage to the endothelium and vessels could be explanatory, as direct interaction between SARS-CoV-2 and the ACE2-receptor could lead to damage of the Blood-Brain Barrier and bleeding within the brain tissue. Some of the lesions observed on MR imaging were reported to have a lineal shape resembling a vessel, which could represent microthrombi within vessels, consistent with hypercoagulation disorders and microthrombi in pulmonary vessels of other patients. Lastly, diffuse axonal injury or lipid embolism are explored as possible explanations (Unusual Microbleeds in Brain MRI of COVID-19 Patients, Journal of Neuroimaging, 8 July 2020).

2.1.4 Systemic hyperinflammatory CNS dysfunction
1 patient without comorbidities presented with left-sided paresthesias, a 1-day history of headache and ipsilateral paresis progressing within 12 hours to confusion and agitation. CSF showed lymphotic pleocytosis and increased proteins. PCR of SARS-CoV-2 in CSF returned negative, but positive in the nasopharyngeal swab. A second patient presented with agitation, difficulties naming objects, temporospatial disorientation and confusion. CSF showed lymphotic pleocytosis and increased proteins. In both patients, IL-6 was elevated, in one patient IL-1β was significantly elevated. In addition, CSF showed elevated levels of ACE in both patients. It is hypothesized that these cases of encephalitis are triggered by a cytokine storm. Treatments targeting IL-6 (tocilizumab) and IL-1 (anakinra) could be of benefit to treat CNS dysfunction (Increased CSF levels of IL-1β, IL-6 and ACE in SARS-CoV-2-associated encephalitis, Neuroimmunology & Neuroinflammation, 1 July 2020). 

2.1.5 Leukoencephalopathy and microhemorrhages
11 patients were indicated for brain MRI for persistently depressed mental status. Brainstem reflexes were preserved, response in extremities was diminished. None of the patients had overt Disseminated Intravascular Coagulation. CSF was available in only 1 patient and was negative for infectious or inflammatory meningitis and encephalitis and was negative for SARS-CoV-2 on RT-PCR array. Of 11 patients, 4 patients presented with diffuse leukoencephalopathy, 1 with microhemorrhages and 6 with both microhemorrhages and leukoencephalopathy. Patients with leukoencephalopathy had symmetric hyperintensities involving bilateral deep and subcortical white matter. Abnormalities were observed to extend from the precentral gyrus down to the centrum semiovale and corona radiata. At the temporal and occipital horns, the posterior cerebral white matter was involved in all patients, notably more than the anterior white matter. The deep grey nuclei were spared from leukoencephalopathy. Apart from the pre-central gyrus and occipital lobes, the juxtacortical white matter was spared from leukoencephalopathy. These findings are reported to be consistent with Delayed Posthypopoxic Leukoencephalopathy (DPHL), occurring 10-14 days after hypoxic insult and similar to a pattern in carbon monoxide poisoning victims. The sparing of juxtacortical white matter and deep grey nuclei rules out acute hypoxic ischemia. DPHL is likely related to oligodendroglial cell death and subsequent demyelination. Observed mild restricted diffusion in this study can be related to acute demyelination. Possible etiologies for the observed leukoencephalopathy are sepsis-associated, post-infectious demyelating or hemorrhagic encephalitis and posterior reversible encephalopathy syndrome.

Punctate microhemorrhages were seen in the juxtacortical white matter and corpus callosum, specifically the splenium. Similar microbleedings have been reported in cases concerning high-altitute exposure, related to hypoxemia and injury of the Blood-Brain Barrier. The observed microbleedings are reminiscent of axonal injury, but head trauma is ruled out. Two distinct pathogeneses are hypothesized: demyelination and disruption of the Blood-Brain Barrier. Both pathogeneses are related to hypoxia caused by SARS-CoV-2 (COVID-19-associated Diffuse Leukoencephalopathy and Microhemorrhages, RSNA Radiology, 21 May 2020).

2.1.6  Acute Necrotizing Encephalopathy (ANE)
A first report of presumptive COVID-19 associated acute necrotizing encephalopathy (ANE) presents one case in which testing for the presence of SARS-CoV-2 in CSF could not be performed. CT images reveal symmetric hypoattenuation within the bilateral medial thalami; brain MRI imaging reveals hemorrhagic rim enhancing lesions within the bilateral thalami, medial temporal lobes and subinsular regions. Basilar arteries and proximal posterior arteries are normal, while axial venogram demonstrates normal functioning of the cerebral venous vasculature and internal cerebral veins. ANE is a rare complication of influenza and other viral infections, being attributed to intracranial cytokine storms resulting in Blood-Brain Barrier damage, but in absence of direct viral invasion of the brain or parainfectious demyelination (COVID-19-associated Acute Hemorrhagic Necrotizing Encephalopathy: CT and MRI Features, RSNA Public Health Emergency Collection, Radiology 2020 Mar 31: 201187). 

A patient with a history of aplastic anemia with intermittent red blood cell and platelet transmission had not received immunosuppression recently. The patient presented with episodes of vacant staring, speech arrest, flexion of both shoulders and a brief tonic clonic seizure. A CT showed early swelling of the brain stem. New lymphopenia was observed. Thrombocytopenia consistent with aplastic anemia was treated with human leukocyte antigen-matched platelets. Repeat head CT showed increased hypodensity and swelling of the brain stem, new cortical and subcortical hypodensity in the occipital lobe and progression of brain stem swelling with pontine hemorrhage and symmetrical hypodensities in the deep grey matter and both amygdalae. CSF showed protein elevation, but normal white blood cell counts. CSF PCR for SARS-CoV-2 was negative; nasopharyngeal swab was positive for SARS-CoV-2.

MRI showed progression of extensive abnormal signal and hemorrhage in a symmetrical distribution within the dorsolateral putamina (situated in the basal ganglia), thalamic nuclei, subinsular regions, splenium of the corpus callosum, cingulate gyri and perirolandic regions. There was reduction of ventriculi, basal cisterns, temporal uncal herniation and moderate celebellar herniation. Severe thrombocytopenia contributed to the hemorrhagic components of encephalopathy. The patient was not lymphopenic before SARS-CoV-2 infection. Testing for interleukins was not possible. Direct invasion (neurotropic) of the CNS by SARS-CoV-2 is unlikely in this case, since the CSF PCR was negative. An immunostorm is a most plausible explanation for this medical picture of ANE (COVID-19-related acute necrotizing encephalopathy with brain stem involvement in a patient with aplastic anemia, Neurology Neuroimmunology & Neuroinflammation, 26 May 2020).


2.1.7 ANE successfully treated with steroids
A case of Acute Necrotizing Encephalopathy in a 51-year-old COVID-19 patient without a history of neurological diseases is possibly mediated by antibodies. He presented unresponsive, turning comatose, groaning and showing rhythmic movements of the right upper limb at day 21 of illness, while being weaned off oxygen. Subtle hyperintensities in bilateral thalami were observed. Blood and CSF revealed thrombopenia, lymphopenia and inflammation, CSF albumin-cytological dissociation with increased IgG antibodies and altered Blood-Brain Barrier. MRI showed progressing lesions with diffuse hyperintensity in the thalami, cerebellum, brainstem and supratentorial grey and white matter.

Regions of the fibre network, as ventral hippocampal commissure, brachium of the colliculus and stria medullaris appeared strongly stained. Bilateral distribution of abnormalities to the brainstem, thalami, cerebellum and white matter, hyperintensities and damage to bilateral thalami is distinct in ANE. This is different in clinical pictures of ADEM, which are defined by asymmetrical lesions with ill margins, mainly to be observed in periventricular regions and basal ganglia, with gadolinium enhancement. Early treatment with steroids and polyvalent immunoglobulin has been highly effective. The suspected cause is host response to SARS-CoV-2, associated with IgG targeting a neuronal antigen in fibre tracts. The antibodies are hypothesized to target an autoantigen through molecular mimicry with the virus, while cell destruction, the release of large amounts of autoantigens stimulate self-reactive cells and may lead to self-reactive antibodies. Inflammation contributes to IgG production and alteration of the Blood-Brain Barrier (COVID-19-associated Acute Necrotizing Encephalopathy successfully treated with steroids and polyvalent immunoglobulin with unusual IgG targeting the cerebral fibre network, Postscript Letter, Journal of Neurology, Neurosurgery & Psychiatry, 10 July 2020).

2.1.8 Meningitis/encephalitis associated with SARS-CoV-2 infection of the CNS
A February 2020 report describes a first case of a 24-year-old unconscious patient presenting with suspected meningitis/encephalitis associated with SARS-CoV-2 infection. Neck stiffness and seizures were observed. MRI demonstrated abnormal findings of medial temporal lobe, including hippocampus, suggesting encephalitis. In addition, significant paranasal sinusitis was observed, a finding warranting to pay attention to  retrograde synaptic transmission of SARS-CoV-2. While SARS-CoV-2 was not detected in the nasopharyngeal swab, CSF was positive for SARS-CoV-2. CSF lymphocyte count was slightly elevated (pleocytosis). Blood lymphocytes were decreased, white cell count was increased, neutrophils were dominant and C-reactive protein was increased. FLAIR imaging indicated right lateral ventriculitis and encephalitis on the right mesial lobe and hippocampus (A first case of meningitis/encephalitis associated with SARS-CoV-2, International Journal of Infectious Diseases, Vol. 94, May 2020).  

In the case of a 41-year-old patient with meningoencephalitis, no RT-PCR of the spinal fluid was taken, but administration of Hydroxychloroquine (HCQ) showed a remarkable improvement (Meningoencephalitis without respiratory failure in a young female with COVID-19 infection in Downtown LA, early April 2020, Brain, Behavior and Immunity, 2020 Jul; 87: 33).

2.1.9 ADEM: 2 cases of improvement after administration of Methylprednisolone or Dexamethasone
Acute disseminated encephalomyelitis (ADEM) is an autoimmune disease of the nervous system, a rare disease that often occurs after viral infections and that mainly affects children. However, cases of ADEM affecting adults following SARS-CoV-2 infection are reported. In one case involving a 64-year-old, the patient reported a loss of smell and taste, rapidly evolving into anosmia and ageusia, followed by bilateral vision impairment associated with sensory loss on the right leg. Relative afferent pupillary defect was detected and visual field tests showed defects bilaterally. Furthermore, irritability, headache, right abdominal sensory level and left-sided lower limb hyper-reflexia were detected. Brain and spine MRI revealed lesions of the brain, associated with one lesion at the eighth thoracic vertebra (T8) and bilateral optic nerve enhancement. CSF showed lymphotic pleocytosis, mainly presented by CD3+CD4+-T-cells and mild proteinorrachia (elevated proteins in CSF). Identical immunoglobulin G oligoclonal bands were present in CSF and serum. SARS-CoV-2 was detected in CSF. Serum revealed anti-SARS-CoV-2 IgG. The serum was negative for antiaquaporin-4 (AQ4) antibody and antimyelin oligodendrocyte glycoprotein (MOG), making a Neuromyelitis optica spectrum syndrome less likely. Treatment with methylprednisolone associated with IV immunoglobulins progressively improved the symptoms associated with ADEM (Acute disseminated encephalomyelitis after SARS-CoV-2 infection, Neuroimmunology & Neuroinflammation, 1 June 2020).

A 54-year-old presented with an episode of lost consciousness and prolonged anosmia and ageusia. RT-PCR for SARS-CoV-2 was positive. X-ray revealed interstitial pneumonia. Blood tests showed moderate lymphocytopenia and mild elevation of inflammatory indices (white blood cells, C-reactive protein, Fibrinogen). Upon sudden deterioration, a Blood Gas test was performed to reveal severe hypoxia. An EEG revealed two seizures started from the right frontotemporal region, diffusing in homologous contralateral hemisphere.

On MRI, multiple hyperintense lesions of the periventricular white matter were observed, without restriction or diffusion nor enhancement. Similar lesions were found in the bulbo-medullary junction, the cervical and spinal cord. CSF RT-PCR for SARS-CoV-2 returned negative.

In this case, the demyelination is thought to be sustained by a delayed immune response after the viremia. Systemic Inflammatory Response Syndromes (SIRS) or SIRS-like syndromes in SARS-CoV-2 patients can occur due to a cytokine storm, in which IL-1, IL-6 and Tumor Necrosis Factor-alpha (TNF-α) may be responsible for activation of glial cells, with subsequant demyelination. It is hypothesized that pneumonia with hypoxia leads to an increased anaerobic metabolism that triggers neurological damage. The virus could alternatively trigger the production of antibodies against glial cells, post-infection, which is associated with Guillain-Barré. Administration of Dexamethasone allowed a progressive recovery of the pulmonary impairment (SARS-CoV-2 can induce brain and spine demyelating lesions, Acta Neurochirurgica 162, 1491-1494 (2020), 4 May 2020).

Non-typical ADEM: axonal injury associated with microthrombosis in the brain

Distinct from a classic ADEM, a non-typical ADEM describes the case of a 71-year-old, whose autopsy shows mild brain swelling and hemorrhagic lesions disseminated throughout the white matter of the cerebral hemisphere. One day before SARS-CoV-2 diagnosis, the patient developed acute kidney injury, likely secondary to shock state and respiratory failure and contrast administration. Levels of C-reactive protein, ferritin and IL-6 were significantly elevated. The brain lesions consisted of foci of intraparenchymal blood disrupting the white matter, with macrophages at the periphery of the lesions. Generalized reactive gliosis was widespread in the white matter.

Damaged axons were highlighted at the periphery of the hemorrhages. A loss of myelin was identified, with macrophages and fragmented axonal processes within the lesions and oligodendrocyte apoptosis surrounding the lesions. Nearby hemorrhagic lesions, the tissue was relatively preserved. Subtle areas of subcortical white matter were seen with a variable perivenular distribution. Perivascular infiltrates were revealed to be macrophages and corresponding myelin loss was visible. The lesions showed a range of axonal injury, up to moderate axonal injury. Additional white matter lesions showed destructive lesions with central fibrin associated with forced out red blood cells, radiating loss of myelin around vessels. Axonal injury was marked at these microscopically identified lesions.

Microscopic cortical infarcts were identified with astrogliosis surrounding the infarcts. Necrotized neurons were scattered in the neocortex, CA1 hippocampal region and Purkinje cells in the cerebellum, indicative of hypoxic-ischemic injury. Scant perivascular T cells were seen, but no activation of B cells was observed. Immunostaining of the brainstem highlighted perivascular macrophages associated with arteriosclerosis. The white matter lesions are hypothesized to be vascular. Microscopic neocortical  infarctions are likely associated with microthromboembolism due to SARS-CoV-2 infection, with a role for the ACE2-receptor as a mechanism for the injury (Neuropathology of COVID-19: a spectrum of vascular and acute disseminated encephalomyelitis (ADEM)-like pathology, Acta Neuropathologica (2020): 140:1-6).

2.2 Markers for severe infection
Patients with severe infection had higher white blood cell counts, neutrophil counts, lower blood platelet counts, lower lymphocyte counts, increased C-reactive protein levels, high D-dimer levels, MOF, increased Lactate Dehydrogenase, Alanine Aminotransferase and Aspartate Aminotransferase levels, increased urea nitrogen, elevated creatinine levels and increased creatinine kinase levels. Patients with skeletal muscle injury had decreased lymphocyte counts and serious liver injury as well as kidney injury (Neurologic Manifestions of Hospitalized Patients with Coronavirus Disease 2019 in Wuhan, China, JAMA Neurology, April 10, 2020). Neurotropic infection of the Central Nervous System (direct virus invasion of the nervous system) is to be determined by CSF PCR. Postinfectious immune-mediated neurological disorders (such as ADEM and Guillain-Barré) can be distinguished from encephalitis by the absence of CSF pleocytosis, as well as elevated CSF protein.

SARS-CoV-2: markers for severe infection and markers for CNS involvement & systemic inflammation

3. Mechanisms

3.1 Penetration or avoidance of the Blood Brain Barrier and Blood Nerve Barrier
The ACE2-receptor (angiotensin-converting enzyme 2-receptor), is the host receptor for SARS-CoV-2. The binding of SARS-CoV-2 comprises S-glycoprotein cleavage by Furin and priming by transmembrane protease serine 2, TMPRSS2, located in the cell membrane. ACE2 has at least two distinct functions. In the RAS, the Renin-Angiotensin-Aldosterone System that regulates blood pressure, it cleaves Angiotensin I to Ang 1-9 and Angiotensin II to Ang 1-7, which functions as a vasodilator peptide. ACE2 also regulates the absorbance of aminon acids in the endothelium of the gut. ACE2 is found in the subfornical organ (SFO) in the brain, an area that regulates the cardiovascular system through fluid balance and hormone secretion. The SFO lacks the protection of the Blood Brain Barrier, which is why circulating peptides can reach the SFO. 

The Blood Brain Barrier (BBB) protects the Central Nervous System (brain and spinal cord) from direct interaction with the circulatory system. The BB consists of endothelial cells, a basement membrane, astrocytes and mural cells. Two main immune cells that interact with the CNS are perivascular macrophages and microglial cells. Blood-borne progenitors cross the BBB (The Blood-Brain Barrier, Cold Spring Harbor Perspectives in Biology, 2015 Jan; 7(1)). The targeting of immune cells constitutes immune-mediated inflammatory mechanisms that drive neurological manifestations. Viral replication and the release of cytokines increase the permeability of the BBB (Potential of SARS-CoV-2 to cause CNS infection: Biologic Fundamental and Clinical Experience, Frontiers in Neurology, 18 June 2020). 

SARS-CoVs are primarily involved in endotheliitis. This is associated with SARS-CoV's potential to directly infect the CNS by dysregulating the BBB though infection of the vascular endothelium. The main route is the ACE2 receptor expressed on endothelial cells. Avoiding the BBB or the Blood Nerve Barrier (BNB) in order to access the CNS is also possible when a virus enters dorsal root ganglia and autonomic ganglia (The neurology of COVID-19 revisited: A proposal from the Environmental Neurology Specialty Group of the World Federation of Neurology to implement international neurological registries, Journal of Neurological Sciences 414 (2020) 116884). 

3.2 Dissemination through neural olfactory connections
It is hypothesized that CNS invasion by SARS-CoV-2 affects respiratory function through damage of the medullary cardiorespiratory center. In transgenic rodent models, SARS-CoV was found to spread through the olfactory pathway to subcortical and cortical brain regions. The brainstem being infected by SARS-CoV sheds light on the possibility that the primary afferents of cranial nerves are involved in the invasion. Since no SARS-CoV has been detected outside the neurons of infected brain specimens, it seems likely that invasion of the CNS from peripheral nerves comprises synaptic connections between neural circuits. This should not be confused with central glial substance and cerebrospinal fluid (CSF) being possible routes for SARS-CoV-infection, since both reveal high ACE2 levels. SARS-CoV-2 could enter the olfactory pathway by infecting epithelial cells in the mucosa. Olfactory axons, the output from olfactory receptors, cross the cribriform plate in the ethmoid bone to end in the olfactory bulb and rhinencephalon. This mechanism, in which a virus infects neurons in the periphery in order to use axonal transport to invade the CNS, is called retrograde (axonal) transport. Noteworthy is the finding that high amounts of ACE2 and TMPRSS2 are expressed in the sustentacular cells of the olfactory epithelium.

Olfactory bulb-hypothalamus-hippocampus-thalamus-cortical-PAG-amygdala
The olfactory bulb projects to the olfactory nucleus, olfactory tubercle, amygdala, piriform cortex, peri-amygdaloid cortex, insula and the anterior end of the parahippocampal gyrus (Anatomy of the olfactory nerves, Nerves and nerve injuries, Chapter 18, Vol. 1: 2015, p. 273-276). The entorhinal cortex of the olfactory complex supplies afferent fibers along the entire length of the hippocampus. The olfactory system sends fibers directly to cortical regions, such as the frontal lobe, without synapsing in the thalamus (Cranial Nerve I: Olfactory Nerve, Textbook of Clinical Neurology, 2007, p. 99-112). The amygdala is part of a broad brain complex that includes the hypothalamus, hippocampus, orbitofrontal cortex and periaqueductal grey matter (PAG). The amygdala has reciprocal connections with the hypothalamus through the fornix and stria terminalis and with the PAG. It receives projections from the prefrontal cortex (Amygdala and hypothalamus: historical overview with focus on aggression, Neurosurgery Vol. 85, Issue 1, July 2019). 

The corticomedial (middle of the cortex situated) amygdala is connected to the anterior preoptic and ventromedial nucleus of the hypothalamus (note: the POA contains PGD2 (prostaglandin) synthase-expressing neurons). The central nucleus of the amygdala is connected to the lateral hypothalamus (see Grey's Anatomy 2nd edition, 2008 and 2010). The piriform cortex contains feedback circuits within the cortex and centrifugal axons to the ipsilateral (same side) olfactory bulb, as well as connections to the contralateral (opposite side) olfactory pathway (Olfaction and Taste, Architecture of the Olfactory Bulb, in: The Senses: a comprehensive reference vol. 4, 2008). Notably, ACE2 is found to be highly expressed in the piriform cortex, as well as in hypothalamic nuclei, ventricles, substantia nigra, amygdala, hippocampi and the frontal cortex (abundant information on ACE2 in the brain is found in the 2008 review "Angiotensin-converting enzyme 2 in the brain: properties and future directions", Journal of Neurochemistry, 2008 Dec; 107(6)). 

Nervus trigeminus and its neural pathway to the autonomous system
The largest cranial nerve is the trigeminal nerve (nervus trigeminus, V (= fifth) ), extended into mandibular, maxillary and opthalmic branches. It serves as a sensory and motor nerve. The trigeminal nuclei are located in the brain stem. Trigeminal neurons receive sensory information from facial mucosa. The afferent sensory fibers of the trigeminal nerve originate from cell bodies in the Gasserian ganglion. The sensory primary afferents synapse at the Trigeminal Brainstem Nuclear Complex (VBNC) that extends through the brainstem. The fibers terminate in the ventral posteromedial nucleus (VPM) of the thalamus.
How the Nervus Trigeminus (trigeminal nerve) is situated

The solitary tract, located in the medulla, is formed from the ganglion of the vagus nerve, glossopharyngeal and geniculate nerve. The solitary tract nucleus (NST) is described as the visceral nucleus of the brainstem. The nerve fibers departed from the NST synapse in the lateral and paraventricular hypothalamic nuclei, to project to the insula. The nucleus ambiguus (NA) is involved in motor functions of swallowing and speech. Both the NST and the VBNC are situated close to the cardiovascular center in the medulla oblongata, which regulates heart rate through nervous and endocrine control. 
Medulla and pons
 
Conclusion
Like SARS-CoV-1 (2003), SARS-CoV-2 has neuroinvasive capabilities. Evidence of CNS invasion is available, but more material from autopsies and biopsies (tissue samples), imaging techniques (CT scans and MRI) will need to be analyzed to specifically assess damage done to the nervous system. In a number of cases there is evidence of direct invasion of the current coronavirus into the nervous system; this is confirmed by detection of SARS-CoV-2 in the cerebral spinal fluid by RT-PCR (CSF or cerebrospinal fluid). Direct CNS invasion by the coronavirus involves viral encephalitis, viral meningitis and viral endothelialitis (inflammation of endothelial tissue, resulting in, among other things, microbleeds in the brain). 
 
In other cases, due to systemic inflammatory mechanisms or a "cytokine storm" in response to SARS-CoV-2 infection, encephalopathy, encephalitis and Kawasaki-like manifestations are caused. Inflammatory encephalitis, an inflammation of the brain caused by the body's inflammatory response to SARS-CoV-2, is confirmed by testing the cerebral spinal fluid for pleocytosis and elevation of proteins. Nervous system manifestations that occur after infection are ADEM (Acute encephalmyelitis, with loss of white matter), ANE (Acute Necrotizing Encephalopathy, encephalitis with necrosis (rotting) of the brain tissue) and Guillain-Barré.

Why the distinction between direct neuroinvasion of SARS-CoV-2 or neurological manifestations caused by inflammatory mechanisms and immunological mechanisms in response to SARS-CoV-2? Direct neuroinvasion, e.g. viral meningitis, should be treated with antiviral therapy. In one case of SARS-CoV-2 meningoencephalitis, a patient was successfully treated with hydroxychloroquine (HCQ). If neurological manifestations are caused by immunological responses, for example Tocilizumab (IL-6 blocker) or Anakinra may provide improvement.

What to expect from COVID-associated CNS manifestations?

In the nearby future, more manifestations involving olfactory tract and retrograde transport will be observed, as well as SARS-CoV-2-associated encephalitis, non-typical ANE and post-COVID Guillain Barré.