"Mama, bij de tafel van acht kun je aan de rechterkant steeds twee eraf
halen en aan de linkerkant tien erbij optellen". Ik moet een jaar of
vijf zijn geweest toen ik voor mezelf methodes bedacht om snel en
eenvoudig te rekenen. Dat mocht niet van school. Het moest op de manier
van de juf. Ze had ook geen antwoord op moeilijke rekenvragen, want ze
volgde de uitleg uit het instructieboekje. De juf probeerde me wijs te
maken dat ik niet kon rekenen. Ze was zelfs bezorgd naar mijn moeder
gestapt om te vertellen dat ik niet kon klokkijken, alleen maar
digitaal! Ik was opgegroeid met een digitale klok en vond het heel
gewoon om te moeten cijferen om te weten hoe laat het was. De meeste
kinderen uit mijn klas konden echter nog niet digitaal klokkijken. We
hebben dus een analoog klokje aangeschaft, om mij eraan te laten wennen.
Ik heb er al vaker over geschreven. Ik heb me op de basisschool erg
verveeld en zag nooit de waarde in van het schoolgaan. "Onderwijs is
een recht", werd ons altijd ingewreven. Waarom voelde het dan nooit als
een recht? Misschien zou ik het onderwijs als een recht hebben ervaren,
als er meer respect was voor verschillen tussen kinderen. Zo er
verschillende mensen zijn, zo zijn er ook verschillende leerstijlen en
vaardigheden. Een kind kan uitblinken in rekenen en minder goed zijn in
taal, of andersom. Er zijn zeer intelligente kinderen en minder
intelligente kinderen. Allemaal heel natuurlijk, er zou dan ook geen
probleem gemaakt moeten worden van verschillen.
Een probleem wordt het wel, wanneer iedereen maar in dezelfde mal
geperst wordt. Ik heb op mijn beurt ervaren dat ik niet mijn volle
potentieel mocht benutten als kind, al zat ik op een school die wel
pretendeerde daarvoor de ruimte te bieden. Ik vind, achteraf bezien nog
steeds, dat ik altijd gedwongen werd tot onderpresteren.
Op de kleuterschool werd nog geen les gegeven. Vaardigheden als lezen
en schrijven, werden niet gestimuleerd. We moesten allemaal in de
zandbak spelen, liedjes zingen en ook allemaal hetzelfde knutselwerk
maken. Hoe vaak we collages moesten maken! Gemakshalve scheurde ik grote
repen papier om op het karton te plakken. De juf zei dat dat niet zo
mocht, ik moest snippertjes plakken, want dat was de opdracht! Wat een
fantasie! Iedereen werd gestimuleerd om identieke prestaties af te
leveren. Als het schoolrapport op komst was, dan zag je meer dan dertig
van dezelfde tekeningen, kleiwerkjes, collages, vouwwerken en knipsels.
Geslachtsspecifiek gedrag was nog altijd de norm op de Pabo, kennelijk,
want voor de meisjes was er alleen een poppenhoek met een kassa en
andere meidenspullen ingericht door de docenten.
Ik was qua uiterlijk een meisjesachtig meisje, maar ik hield niet van
poppen en meidenspelletjes, omdat ik dat veel te tuttig en te
kinderachtig vond, allemaal- al had ik wel een keukentje thuis. Ik nam
altijd jongens mee naar huis, ik kreeg ze zo gek om ze de afwas te laten
doen in het keukentje, maar ik hield ook van radiografisch bestuurbare
auto's en technische spelletjes. Ik nam mijn beste vriend mee naar een
autotentoonstelling. Ik deelde de lakens uit wanneer er opdrachten
moesten worden uitgevoerd. Niet erg genderspecifiek allemaal, want de
meisjes liepen liever rond met een babypop op de arm. Reden tot zorg?
Kijk maar uit, voor je het weet noteert de juf dat je geen vrienden
hebt, omdat je maar één of twee beste vriendinnetjes hebt en verder
altijd een jongen bij je hebt!
Ik was creatief en expressief, ik hield ervan om verhalen te vertellen,
mensen te entertainen en te leren. De kinderen uit mijn klas vonden mijn
vocabulaire vaak te moeilijk, dat werd dan in mijn rapport genoteerd
als "negatief". De meeste kinderen staken liever een niet te volgen
verhaal af over "voetballen met opa op een zondag om de hoek, en toen
viel ik, en toen...uhhh...ik ging nog naar het strand en uh..we kwamen
een hele grote dino tegen". Of ze deden een boekje open over de
opvoedkundige kwaliteiten van hun ouders: "Papa heeft me leren vuurwerk
af te steken in huis".
Aangezien ik op mijn derde al kon lezen en schrijven, had ik niks meer
te doen toen er voor het eerst schrijfles werd gegeven. Ik moest het
avi-niveau van de klas aanhouden, terwijl ik al op het hoogste
avi-niveau zat. Als we op woensdag naar de bieb gingen, liep ik naar de
volwassenenafdeling om daar een roman te zoeken. Dat mocht niet, ik
moest boeken lezen met het stickertje van het avi-niveau van onze klas.
Dan nam ik maar een boek om het boek weken later ongelezen te
retourneren. Herkenbaar voor velen. Kinderen die boven hun kunnen
moesten presteren, deden hetzelfde.
Ik vroeg wanneer we Engels zouden krijgen. Tot aan groep acht zeker
niet, sterker nog: we mochten geen lessen in Engels volgen! Was het eens
voorgesteld, hebben ouders en masse geklaagd en weten te voorkomen dat
hun kind Engels zou krijgen. Toen ik op mijn achtste de boeken Frans van
mijn moeder (boeken van het lyceum) had doorgewerkt, werd dat op school
helemaal maar genegeerd. Het was niet belangrijk, want "daar waren we
nog niet". Bij aardrijkskunde had ik de opdrachten van het geavanceerde
niveau al af, maar daar waren we óók nog niet. Bij begrijpend lezen en
grammatica moest ik, net als de rest van de klas, iedere week moeilijke
woorden noteren, als ik die was tegengekomen in de tekst. "Ik ben geen
moeilijke woorden tegengekomen", zei ik. "Dat kan niet", zei de docente.
Iedereen vond dat er moeilijke woorden waren, dus ik moest dat ook
vinden.
Afgunst van ouders. "Hoogbegaafd? Stel je niet aan"
Er waren ook de rotopmerkingen van ouders van andere kinderen. De
docenten hadden, ondanks dat zij me nooit op het niveau van mijn kunnen
hebben laten presteren, snel door dat ik ver was in mijn ontwikkeling.
Dat werd uitgesproken. Er werd gezegd dat ik zo'n "(mooi en) slim meisje
was". Dat zette kwaad bloed. Ik begrijp nog steeds niet waarom sommige
ouders zo afgunstig kunnen zijn en heel ver gaan om het kind van een
ander kwaad te willen doen. Een moeder, afkomstig uit een niet al te
beschaafd milieu, heeft haar vriendinnen flink opgestookt- vervolgens
hebben zij dus blijkbaar hun kinderen betrokken in hun gevoelens van
ongenoegen.
Ik werd mishandeld door een stel corpulente meiden van minstens zes jaar
ouder. Ik kende ze niet. Nu wordt er veel over pesten geschreven en
gesproken, maar de school ondernam hier niets tegen. Ik was niet bepaald
een "pispaaltje", zoals het "slachtoffer" wel respectloos omschreven
wordt. Mijn pesters kregen van mij direct een weerwoord en ik ben naar
zowel de docent (die getuige was van het gebeuren) als de directeur
gestapt, maar ik kreeg te horen dat ik maar beter mijn mond kon houden!
Ik vond mijn spullen vernield terug op de gang; mijn nieuwe jas zat
onder de messteken. Een zogenoemde "probleemjongen" uit de laatste klas
werd door de school als zondebok beschouwd, maar wij hebben altijd het
vermoeden gehad dat een moeder of een van die dochters het
heeft gedaan. Ik heb nooit geloofd dat "toevallig" die lastige jongen,
met wie ik nooit problemen heb gehad, de dader zou zijn.
Waarom zijn ouders in staat om hun kinderen zo tegen andere kinderen op
te zetten? Hoe zoiets er bij pesters thuis toe gaat, dat vraag ik me af.
Hebben die moeders het er thuis over gehad dat ik door de docent een
slim en mooi meisje werd gevonden en hebben ze daarmee impliciet
uitgesproken niet zo trots te zijn op hun eigen kind? Ik heb niet gevraagd om in de bewoordingen
van de docenten (en dus niet in de vorm van uitdagender werk) een
"voorkeursbehandeling" te krijgen, maar wat ik pas echt onbegrijpelijk
vind, is dat moeders zo ver gaan om hun eigen kinderen op te ruien tot
mishandeling en vernieling.
Dat bovengemiddeld intelligente leerlingen en studenten met honende
opmerking worden bestookt, is niet ongewoon. Ik ben de cynische
opmerkingen en misvattingen wel gewend: "Hoogbegaafden moeten maar normaal doen, net als de rest";
"Iedereen is gelijk, waarom denken hoogbegaafden superieur te zijn";
"Je past je maar aan"; "Ik wil niet dag en nacht studeren, dat moeten
mensen die hoge cijfers halen wel". Ik ben niet degene die zich
superieur voordoet of zich zo voelt. Als ik mijn capaciteiten wil
benutten, dan interpreteren anderen dat onterecht als streberigheid of
superioriteit.
Cito: nergens voor nodig, die drukte
Al vrij vroeg had ik verklaard niet meer naar school te willen. Uit pure
verveling deed ik vanaf mijn achtste niets meer. Ik maakte mijn
toetsen wel en die haalde ik, zonder er moeite voor te hoeven doen. Er
werd gerapporteerd dat ik in negatieve zin opviel, door mijn
opstandigheid om nog moeite te doen voor school. De Cito-toets vond ik
onbelangrijk. Aangezien iedereen de brugklas moet doorlopen, doet het
resultaat van de Cito er niet toe: pas na de eerste twee jaren op het
voortgezet onderwijs, wordt er een advies uitgegeven over het
vervolgonderwijs van de leerling.
Het zijn sommige ouders die hun kinderen zenuwachtig maken voor de
eindtoets, wat geheel onnodig is. Als pa en ma herhaaldelijk menen dat
Sterre graag naar dat ene college wil, dan gaat Sterre dat zelf geloven,
ook al is dat college niet leuk. Al lange tijd kent Nederland geen
andere richtingen dan vmbo-mavo-havo-vwo (Gymnasium of Atheneum).
Sommige ouders willen het gymnasium in de ivoren toren voor hun kind,
ook al is het onderwijsaanbod om het even wat sinds de Mammoetwet en kun
je net zo goed dat ene gebouw om de hoek kiezen. Pa en ma willen dat
niet horen, zij starten een procedure als hun kind niet wordt toegelaten
tot de ivoren toren. Nu ik zelf zo'n beetje alle onderwijsadviezen om
de oren heb gekregen, weet ik (dat wist ik eigenlijk al) officieel wat
een onzin die adviezen toch kunnen zijn.
Ik dwaal af. Veel van mijn klasgenoten van vroeger zijn naar het vmbo
gegaan; sommige voormalig klasgenoten hebben het voortgezet onderwijs
niet afgemaakt en hebben verder geen opleiding meer gevolgd; een
aanzienlijk deel van de meisjes is al op jonge leeftijd moeder geworden.
Daarmee wil ik niets zeggen over de beslissing om jong een gezin te
stichten; ik heb alleen een andere weg bewandeld dan het merendeel van
mijn medescholieren van vroeger. Ik hoor soms dat zij het hoger
onderwijs "hoogdravend" vinden. Ze lijken niet te beseffen dat er nu
eenmaal verschillen tussen mensen zijn. Zij lijken ook niet te beseffen
dat er mensen zijn die nauwelijks hoeven te leren om carrière te maken
in het wetenschappelijk onderwijs (ik lees tot mijn verbazing zelfs van
universitair studenten dat zij uren moeten blokken voor de bachelor en
master).
Onze wegen scheidden zich, zoals ik altijd had voorzien. Docenten konden
me wel op willen dringen om dezelfde interesses en hetzelfde niveau te
hebben als mijn leeftijdsgenoten, maar het verschil in functioneren was
simpelweg te groot. Had ik op het niveau van mijn klasgenoten moeten
functioneren, dan had ik mezelf af moeten remmen. Dat werd nu juist al
te vaak van me gevraagd, om mijn eigen kunnen te begrenzen.
Op het voortgezet onderwijs deed ik niet veel moeite. Ik heb nog nooit
in mijn leven huiswerk gemaakt. Dat had ik niet nodig. Als er
huiswerkcontrole was, dan noteerde ik snel cijfers en letters in de
kantlijn en een kort antwoord, om de indruk te wekken dat ik mijn
huiswerk had gemaakt. Toen ik alleen maar negens en tienen haalde en
mijn laagste cijfer een acht was, werd wel duidelijk dat het
aanvankelijk geadviseerde havo te makkelijk was. Een docente riep me bij
zich. Het was een gok, maar ze wilde het er wel op wagen. Ze deed mij
het voorstel om in één keer de examenklas van het Atheneum te doorlopen.
Ik kon de eerste vijf jaar overslaan, maar daarvoor moest ik mezelf wel
vwo-wiskunde vwo-Frans leren, evenals Natuurwetenschappen en alle
andere vakken. Zo gezegd, zo gedaan.
Ik werkte in de vakantie vijf jaar wiskunde door. Binnen krap acht
maanden had ik mijn diploma met daarop tien vakken en een omvangrijk
project. Ik heb nog nooit het nut ingezien van scholing. Althans niet in
mijn geval. Ik zei vroeger altijd dat ik diploma's niet belangrijk
vond. De bewijsdrang heb ik nooit gevoeld, omdat bijna alles me zo
gemakkelijk afging. Wat ik wel op een gegeven moment concludeerde: als
ik het dan toch allemaal makkelijk vind, kan ik het net zo goed halen.
Waarom niet? Al zou ik- bij wijze van spreken- dat diploma als een vodje
beschouwen, dan heb ik 'm ieder geval, omdat mensen nu eenmaal graag
cijfers en papieren zien. We leven in een sterk gecultiveerde samenleving waar de hoogst haalbare opleiding als een van de "beangrijkste levensbeslissingen" wordt beschouwd, omdat mensen in hokjes denken.
Het is moeilijk, héél erg moeilijk, om vele interesses te hebben. Ik
houd bijvoorbeeld van natuurkunde, biologie, ICT, fotografie,
architectuur, maar ook wiskunde, recht en politiek. Ik heb een keer een
uitgebreide test gehad en uit de resultaten bleek dat mijn brein alfa
en bèta heel goed verwerkt. Dat verbaast mij niet. Het is niet altijd
het ene of het andere uiterste. Mijn moeder kreeg op jonge leeftijd al
lyceum-advies (havo/ vwo); zij is de directe verwant van een hoogleraar. Aan vaderszijde komen rekenwonders en kunstenaars
voor. Aan beide kanten is er een historie van hogere en academische
scholing. Wat kies je, als je alles wilt en ook heel veel kunt? Het
liefst alles natuurlijk! Ik ben nog steeds tevreden dat ik
rechtsgeleerdheid heb gestudeerd, want ik houd van fiscaal recht,
economie, vermogensrecht, havenrecht- zo kan ik nog wel even doorgaan.
Prestatiedruk?
Sommige scholen voor voortgezet onderwijs hebben taal- en
rekenvaardigheden laten varen en bepaalde vakken afgeschaft, omdat velen
het gemiddelde niveau niet behalen. In plaats van de moeite erin te
steken om mensen iets bij te brengen, is de norm naar beneden afgesteld.
Zo kan het dat veel jongeren het tegenwoordig normaal vinden om "hij
wilt", "je bedoeld toch dat", "het is bekent" te schrijven. Op
productetiketten lees ik "dit produkt beschermd tegen...". Zelfs een
kwaliteitskrant merkt de zin "hij komt in tijdnoot" niet op stuurt een
artikel zonder correctie door naar de pers. Taalfouten, ze worden op
grote schaal gemaakt en het onderwijs mag de jongere best wat vaker
bijsturen.
Het zijn geen Amerikaanse toestanden in Nederland. Gelukkig maar, want
de strijd om de beste leerling van de klas te worden, is geen smaakvolle
traditie te noemen. In Nederland zijn ouders gealarmeerd als hun kind
les in een vreemde taal krijgt. Waarom spreken de media dan eens in de
zoveel tijd over de zogenaamde "prestatiedruk"?
Het is wel waar dat er kinderen zijn die prestaties moeten leveren die
zij niet aankunnen. Er wordt in iedere klas een gemiddelde aangehouden.
Kinderen moeten voldoen aan de norm die volgens de pedagogiekboekjes bij
de leeftijd van de kinderen hoort. Ik ben van mening dat zowel
onderpresteren, als ver boven het eigen kunnen moeten presteren, voor
niemand goed is. Het onderwijs hoeft geen drama te zijn, maar het zou
wel heel prettig zijn als er eens wat meer rekening werd gehouden met
verschillen tussen kinderen en jongeren. Met een beetje begrip hoeven
docenten zichzelf ook niet overspannen te maken.
De overspannenheid van docenten komt meestal door de manier waarop zij
hun leerlingen bejegenen. In mijn loopbaan heb ik van
dichtbij meegemaakt hoe een docent zonder reden of zelfs maar
aanleiding, zijn leerlingen bot kan behandelen, variërend van het voor
schut zetten van een leerling in de klas, tot het uitschelden van
leerlingen, om vervolgens in een onaangekondigde driftbui te gaan
smijten met spullen. Een docente vertrouwde me zelfs eens toe dat ze "in
janken was uitgebarsten" omdat de kinderen in alle eerlijkheid hadden
gezegd dat ze niet aardig was. Dat was ze ook niet, ze maakte behoorlijk
venijnige opmerkingen, ze had één leerling die openlijk met afkeuren
werd behandeld en de kinderen moesten opvallend veel strafregels bij de
directrice schrijven (we spreken over een school die volgens de slogan
"gelooft in ieder kind", nog wel ná de jaren "00 ). Het opzettelijk en
openlijk vernederd zijn en het hebben van een nare schooltijd, blijft
velen nog lange tijd bij. Wat kost het alternatief, het opbrengen van
begrip?
200.000 bezoekers | Strafrecht & Privaatrecht | Juridisch: uitleg voor studenten die zich toeleggen op de togaberoepen | Medisch: 20 jaar SARS-corona, een bloedstollingsziekte (SARS-CoV-1 (2003)) | GLYCOCALYX Awareness! | | MITOCHONDRIA | LONG COVID-mechanismen |RAAS/KKS | Complement |
maandag 11 maart 2019
zondag 10 maart 2019
#Democratie
"Als je niet gaat stemmen, heb je ook geen recht van spreken". Het is het bekende cliché van degenen die zonder meer vertrouwen hebben in het bestaan van democratische politieke besluitvorming. Zoals de meeste mensen, heb ik iedere verkiezingsronde de nodige twijfels en niet omdat ik apolitiek ben. Integendeel: ik ben bepaald geen zwevende kiezer, ik ben een meer dan gemiddeld geïnformeerde kiezer. Net als waarschijnlijk iedereen die voor het aanbod wordt gesteld, kan ik geen partij aanwijzen die perfect aansluit bij mijn beweegredenen. Dat is ook niet het probleem; iedereen zal in meer of mindere mate afwijken van de ideologie en standpunten van een willekeurige groep. Het probleem is dat ik te goed weet wat het politieke proces inhoudt. Hoe meer ik van de complexiteit van het proces weet, hoe moeilijker het wordt om vol overtuiging te kunnen beslissen.
Wie bekend is met het politieke proces, weet dat van echte volksvertegenwoordiging in de praktijk weinig terecht komt. Het proces van politieke besluitvorming wordt gekenmerkt door (ook wel als tirannie ervaren) fractiediscipline en compromisgerichtheid die wordt getypeerd als 'koehandel'.
Aan het sluiten van compromissen valt niet te ontkomen in een meerpartijenstelsel. Compromisgerichtheid hoeft ook niet bezwaarlijk te zijn. Compromissen hebben voordelen. Compromissen voorkomen dat de wil van de grootste partij altijd doorslaggevend is, of dat eenzijdige besluiten worden doorgedramd zonder recht te doen aan noodzakelijke nuances. Een te sterke fractiediscipline lijkt daarentegen wel bezwaarlijk, omdat de onafhankelijke leden zich onder druk voelen gezet om met een voorstel in te stemmen of om tegen te stemmen, zelfs als de beslissing tegen de eigen overtuiging indruist.
In de parlementaire besluitvorming is geen sprake van een geheime stemming. Het valt dus direct op als parlementariërs van de eigen fractie of de fractievoorzitters afwijken. De loyaliteit aan de fractie en het willen vermijden van de faux pas van het breken van een belofte staan eraan in de weg dat een vertegenwoordiger geheel volgens de eigen intentie of conform de wil van de meerderheid van de achterban beslist. Het is de vraag of een onafhankelijke wijze van stemmen in de volksvertegenwoordiging met enthousiasme tegemoet wordt gezien. Het zou een fundamentele breuk betekenen met een traditie van lobbyen voor stemmen en loyaliteit aan de gezaghebbenden van de eigen partij.
Ik kan me overigens niet aan de indruk van betekenisloosheid van de gebruikelijke verkiezingsdebatten onttrekken. Welke politicus als beste debater uit de bus komt, wie de mooiste verkiezingsbeloftes weet te presenteren en wie het sterkst is in het aftroeven van de deelnemers, staat ver af van de dagelijkse praktijk.
Het gaat om de illusie in de mooiste verpakking. Zo is het nu, zo is het altijd geweest en zo zal het altijd zijn.
Wie bekend is met het politieke proces, weet dat van echte volksvertegenwoordiging in de praktijk weinig terecht komt. Het proces van politieke besluitvorming wordt gekenmerkt door (ook wel als tirannie ervaren) fractiediscipline en compromisgerichtheid die wordt getypeerd als 'koehandel'.
Aan het sluiten van compromissen valt niet te ontkomen in een meerpartijenstelsel. Compromisgerichtheid hoeft ook niet bezwaarlijk te zijn. Compromissen hebben voordelen. Compromissen voorkomen dat de wil van de grootste partij altijd doorslaggevend is, of dat eenzijdige besluiten worden doorgedramd zonder recht te doen aan noodzakelijke nuances. Een te sterke fractiediscipline lijkt daarentegen wel bezwaarlijk, omdat de onafhankelijke leden zich onder druk voelen gezet om met een voorstel in te stemmen of om tegen te stemmen, zelfs als de beslissing tegen de eigen overtuiging indruist.
In de parlementaire besluitvorming is geen sprake van een geheime stemming. Het valt dus direct op als parlementariërs van de eigen fractie of de fractievoorzitters afwijken. De loyaliteit aan de fractie en het willen vermijden van de faux pas van het breken van een belofte staan eraan in de weg dat een vertegenwoordiger geheel volgens de eigen intentie of conform de wil van de meerderheid van de achterban beslist. Het is de vraag of een onafhankelijke wijze van stemmen in de volksvertegenwoordiging met enthousiasme tegemoet wordt gezien. Het zou een fundamentele breuk betekenen met een traditie van lobbyen voor stemmen en loyaliteit aan de gezaghebbenden van de eigen partij.
Ik kan me overigens niet aan de indruk van betekenisloosheid van de gebruikelijke verkiezingsdebatten onttrekken. Welke politicus als beste debater uit de bus komt, wie de mooiste verkiezingsbeloftes weet te presenteren en wie het sterkst is in het aftroeven van de deelnemers, staat ver af van de dagelijkse praktijk.
Het gaat om de illusie in de mooiste verpakking. Zo is het nu, zo is het altijd geweest en zo zal het altijd zijn.
Abonneren op:
Posts (Atom)