Leerstijlen verschillen. Sommige studenten zijn auditief ingesteld en slaan geen hoorcollege over. Anderen hebben er baat bij om verworvenheden uit te leggen aan anderen. Studenten met een fotografisch geheugen doen er niet urenlang over om de boeken door te werken. Mensen met een goed langetermijngeheugen hebben het `geluk´ dat de stof langer beklijft dan bij anderen.
Diverse studies stellen diverse eisen aan de student. Ongeacht deze diversiteit, is er niet één beproefde methode. Mijn persoonlijke adviezen:
1. Dagen in de universiteitsbibliotheek doorbrengen?! Ga niet blokken voor een examen!
Ik weet niet goed wat ik me moet voorstellen bij `blokken voor een tentamen´, want dat heb ik nog nooit gedaan. Soms hoor ik dat studenten de weken voor het tentamen/ examen iedere vrije dag van ´s ochtends vroeg tot ´s avonds laat in de bibliotheek hebben doorgebracht. Leuk voor de sociale contacten (zijn die er in een bibliotheek??). Het boek keer op keer lezen is dan weer geen aanrader. Dat lijkt me funest voor de concentratie. Veel mensen hebben een beperkte aandachtsspanne.
2. Rijtjeswerk is zinloos
Mensen die geen ervaring hebben met het hoger onderwijs, menen dat het afleggen van een tentamen niets anders is dan reproductie. Houd in het achterhoofd dat er vrijwel altijd explicatie wordt verwacht. Dat is op het voortgezet onderwijs eigenlijk niet anders. Tijdens tentamens wordt een beroep gedaan op het vermogen om verbanden te leggen en problemen op te lossen. Zo kan gemeten worden of de student de stof beheerst.
Ga dus zeker niet stampen. Rijtjeswerk heeft geen nut. Wellicht kun je er enkele meerkeuzevragen mee beantwoorden, maar verdiepend is het niet. Doe je toch aan rijtjeswerk, leer dan zeker niet in één bepaalde volgorde. Ik merk nogal eens dat mensen van hun stuk zijn gebracht als de vragen op een andere manier worden gesteld dan verwacht- `maar ik heb een heel andere structuur aangehouden!´ Als je de stof beheerst, maakt de structuur niet uit.
3. Anticipeer
Daarmee komt de volgende tip: wees voorbereid op de vragen die gesteld kunnen worden. Hoe weet je nu welke tentamenvragen je kunt verwachten? Trek vergelijkingen. Waarom hebben ogenschijnlijke tegenpolen toch overeenkomsten? Wat zijn de verschillen? Bedenk zelf vragen. Een goede vraag leidt bijna vanzelfsprekend tot het juiste antwoord.
4. De essentie
Probeer de essentie te vatten. In een hedendaags arrest is het niet moeilijk om de relevante rechtsoverwegingen te vinden. Bij het lezen van een boek geeft de stijl van de auteur vaak aanwijzingen. Ben je niet goed in het (snel) oppikken van de essentie? Let op signaalwoorden. Op tegenstellingen volgen bijvoorbeeld vaak verklaringen. Selecteer deze verklaringen. Maak onderscheid tussen hoofd- en bijzaken, maar zie belangrijke details zeker niet over het hoofd!
Ben je bezig met exacte vakken? Gooi het credo `oefenen, oefenen, oefenen´ overboord. Je kunt eindeloos blijven oefenen, maar het begint bij begrijpen. Of het begrip er komt door uitleg te krijgen van een ander of door te proberen langs de autodidactische weg: dat maakt niet uit. Als je het eenmaal doorhebt, hoef je nauwelijks nog te oefenen. Alleen voor de snelheid.
5. Niet forceren.
Jezelf ertoe zetten om te `leren´? Niet doen. Waarschijnlijk neem je nog geen letter aan informatie op. Beter is het om niet te leren/ studeren, maar te gaan lezen als je geïnspireerd bent. Wat de ideale omstandigheden zijn, is ook heel persoonlijk. Ik houd bijvoorbeeld niet van stille zalen en ik kan goed informatie opnemen in een drukke omgeving. Een ander heeft weer stilte nodig om zich te kunnen concentreren. Of je meerdere taken tegelijk kunt verrichten, hangt ook weer van persoonlijke capaciteiten af (niet van het geslacht, zoals de fabel luidt).
Ga niet plannen om te studeren. Op het laatste moment nog `iets doen aan het tentamen´ is geen probleem als zowel je korte- als langetermijngeheugen goed werken.
6. `Ik heb nog geen boek opengeslagen tijdens dit studiejaar´
Die overdrijving horen we wel vaker. Met logisch denken kom je een heel eind. Met alleen logisch denken zou je best alle tentamens kunnen halen. Het is daarentegen niet realistisch dat studenten menen geen van de boeken te hebben gelezen. Zelfs de wandelende encyclopedie heeft ooit de informatie tot zich moeten nemen. Er kan heel specifiek gevraagd worden om de visies van de voorgeschreven auteurs toe te passen bij het beantwoorden van vragen.
Misschien dat de teleurstelling over een onvoldoende achteraf wordt gemaskeerd met `ik heb dan ook niet geleerd voor dit vak´?
7. Wees praktisch
Het wetboek is niets voor niets één van de bronnen van ons recht. Neem het wetboek ter hand. Lees de artikelen die door de auteurs worden behandeld. Controleer of de delegatieterminologie is begrepen en weet elementen en bestanddelen in een formulering te onderscheiden. Houd er rekening mee dat de laatste begrippen een expliciete of impliciete verschijningsvorm kunnen hebben.
200.000 bezoekers | Strafrecht & Privaatrecht | Juridisch: uitleg voor studenten die zich toeleggen op de togaberoepen | Medisch: 20 jaar SARS-corona, een bloedstollingsziekte (SARS-CoV-1 (2003)) | GLYCOCALYX Awareness! | | MITOCHONDRIA | LONG COVID-mechanismen |RAAS/KKS | Complement |
zondag 26 juli 2015
vrijdag 24 juli 2015
Staatsrecht: oefenvragen voor studenten
Raadpleeg Van der Pot, Trappenburg, H. te Velde, Kinneging en Hertogh.
1. Aan welke kwalitatieve en kwantitatieve eisen ontlenen de beginselen van het ongeschreven staatsrecht hun legitimiteit?
2. Leg het verband tussen de investituurstrijd en de introductie van het staatsbegrip uit.
3. In welke mate komen de rechtsstaatidee van Rousseau en de rechtsstaatidee van Burke overeen?
4. Wat is de essentie van de `volonté générale´? Is deze leer nog in gebruik?
5. Leg de interne en externe soevereiniteit uit in de traditie van Bodin. Maak een vergelijking met de tegenwoordige opvatting van interne en externe soevereiniteit.
6. Niet alle wetten die zijn opgenomen in de Grondwet, worden getypeerd als `grondrecht´. Licht dit gegeven toe aan de hand van een artikel uit de Gw.
7. Welke eisen worden gesteld aan de staatkundige gewoonte? Gebruik het begrip `contra legem´ in uw uitleg.
8. Beperkingsclausulen: waarom is art. 14 lid 2 Gw een uitzondering op de regel dat de beperking van een grondrecht, grondslag in een formele wet vereist?
9. Delegatieterminologie: welke regelgever is bevoegd als een wet de zinsnede `bij wet´ of `volgens de wet´ bevat? Welke regelgever is bevoegd als de zinsnede `bij of krachtens wet´ voorkomt?
10. Leg uit dat het regeerakkoord een belangrijke factor is in het bereiken van een stabielere positie door de Eerste Kamer. Welke andere factoren kunnen worden genoemd?
11. In welk opzicht geldt de vertrouwensregel ook voor de Eerste Kamer?
12. Geef een politieke verklaring voor het gegeven dat conflictontbinding van de Tweede Kamer, op initiatief van het kabinet, zeer ongebruikelijk is.
13. Lites finiri oportet. In een uitzonderlijk geval wordt onrechtmatige rechtspraak toegewezen. Noem twee klassieke arresten en geef de criteria.
14. Wat houdt de homogeniteitsregel in?
15. Waarom was de conflictontbinding in de negentiende eeuw wél gebruikelijk?
1. Aan welke kwalitatieve en kwantitatieve eisen ontlenen de beginselen van het ongeschreven staatsrecht hun legitimiteit?
2. Leg het verband tussen de investituurstrijd en de introductie van het staatsbegrip uit.
3. In welke mate komen de rechtsstaatidee van Rousseau en de rechtsstaatidee van Burke overeen?
4. Wat is de essentie van de `volonté générale´? Is deze leer nog in gebruik?
5. Leg de interne en externe soevereiniteit uit in de traditie van Bodin. Maak een vergelijking met de tegenwoordige opvatting van interne en externe soevereiniteit.
6. Niet alle wetten die zijn opgenomen in de Grondwet, worden getypeerd als `grondrecht´. Licht dit gegeven toe aan de hand van een artikel uit de Gw.
7. Welke eisen worden gesteld aan de staatkundige gewoonte? Gebruik het begrip `contra legem´ in uw uitleg.
8. Beperkingsclausulen: waarom is art. 14 lid 2 Gw een uitzondering op de regel dat de beperking van een grondrecht, grondslag in een formele wet vereist?
9. Delegatieterminologie: welke regelgever is bevoegd als een wet de zinsnede `bij wet´ of `volgens de wet´ bevat? Welke regelgever is bevoegd als de zinsnede `bij of krachtens wet´ voorkomt?
10. Leg uit dat het regeerakkoord een belangrijke factor is in het bereiken van een stabielere positie door de Eerste Kamer. Welke andere factoren kunnen worden genoemd?
11. In welk opzicht geldt de vertrouwensregel ook voor de Eerste Kamer?
12. Geef een politieke verklaring voor het gegeven dat conflictontbinding van de Tweede Kamer, op initiatief van het kabinet, zeer ongebruikelijk is.
13. Lites finiri oportet. In een uitzonderlijk geval wordt onrechtmatige rechtspraak toegewezen. Noem twee klassieke arresten en geef de criteria.
14. Wat houdt de homogeniteitsregel in?
15. Waarom was de conflictontbinding in de negentiende eeuw wél gebruikelijk?
donderdag 16 juli 2015
Pleittips voor studenten : de pleitnota (formeel strafrecht)
De casus: u bent raadsman van de heer J. Groot. U dient de rechter-commissaris te overtuigen geen voorlopige hechtenis toe te passen.
Normaal gesproken wordt een pleitnota voorlopige hechtenis niet in het geheel uitgeschreven. Natuurlijk worden de relevante wetsartikelen vermeld. Onderstaande voorbeeld is mijn eerste pleitnotitie (N.B. data van feiten en verschenen rapporten zijn bijgewerkt tot 2015).
Deze pleitnota is beoordeeld met een 8,3.
Geachte rechter-commissaris,
Een eigen huis, al zes jaar een relatie met zijn verloofde, een goede baan: zo op het eerste gezicht heeft de heer Groot het goed voor elkaar. Hoewel mijn cliënt is opgegroeid in een omgeving met vrienden die veelal voor een criminele carrière hebben gekozen, steekt hij letterlijk alles in het werk om op het rechte pad te blijven. Mijn cliënt is met recht trots op zijn werk als vrachtwagenchauffeur voor een internationale organisatie, waarbij hij vaak ritten naar het buitenland maakt. Jaloezie kan helaas een nare spelbreker zijn. Toen de heer Groot op 9 december 2014 eerder uit Spanje kwam om zijn vriendin te verrassen, trof hij, tot zijn grote ontsteltenis, niet alleen zijn geliefde aan, maar ook haar nieuwe vriend, met wie zij al enige tijd een geheime verhouding bleek te hebben. Dat laatstgenoemde de voormalig dansleraar en een goede vriend van de heer Groot was, maakt dat mijn cliënt zich erg verraden voelde. Vervolgens heeft mijn cliënt volgens aangever, de heer Rivera, gedaan wat nooit had mogen gebeuren: de heer Groot zou de heer Rivera in blinde woede op zijn gezicht hebben geslagen.
Tijdens mijn bezoek aan de heer Groot op het politiebureau, trof ik hem zeer aangeslagen aan. Het doorbrengen van de tijd in de politiecel heeft veel indruk gemaakt op cliënt, temeer omdat hij bang is om verleid te worden tot een carrière in de criminaliteit- dat heeft hij nu juist te allen tijde willen vermijden. De heer Groot wil niet het risico lopen dat hij zijn werk niet voort kan zetten en daardoor niet in staat is de maandelijkse lasten te bekostigen. Allereerst is het zaak om te bepalen of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan, om de vordering van de officier van justitie tot voorlopige hechtenis toe te wijzen. Ik zal uiteenzetten waarom mijns inziens niet is voldaan aan een grond voor het toepassen van de voorlopige hechtenis.
Mijn cliënt wordt verdacht van zware mishandeling, zoals bepaald in art. 302 lid 1 Sr. Dit is een delict waarop maximaal acht jaren gevangenisstraf is gesteld. Aan een geval voor het toepassen van de voorlopige hechtenis, inzake art. 67 lid 1 sub a Sv, is naar alle waarschijnlijkheid wel voldaan.
Aan het criterium van ernstige bezwaren, zoals bepaald in art. 67 lid 3 Sv, is eveneens voldaan. Uit feiten en omstandigheden blijkt dat er sprake is van méér dan slechts een redelijk vermoeden van schuld, in de zin van art. 26 lid 1 Sv. Er ligt namelijk een aangifte van het slachtoffer; er is een getuigenverklaring beschikbaar; cliënt heeft een verklaring afgelegd; er is een medisch rapport voorhanden en de reclassering heeft een vroeghulprapport betreffende mijn cliënt aan het dossier toegevoegd.
Art. 67a lid 1 sub a Sv bepaalt dat ernstig gevaar voor vlucht een grond is voor het toepassen van de voorlopige hechtenis. Er zijn geen persoonlijke omstandigheden, noch geeft de houding van mijn cliënt blijk van ernstig gevaar voor vlucht. Mijn cliënt is een onmisbare kracht voor de organisatie waar hij werkzaam is, zo heeft de organisatie aangegeven. De heer Groot heeft een eigen woning, waarnaar hij graag wil terugkeren. Om de vaste lasten te betalen, is het ook noodzakelijk dat de heer Groot zo spoedig mogelijk weer aan het werk kan.
Er is, inzake art. 67a lid 1 sub b Sv, geen gewichtige reden van maatschappelijke onveiligheid, welke onverwijlde vrijheidsbeneming vordert. Art. 67a lid 2 onder 1° Sv, bepaalt dat er sprake dient te zijn van verdenking van een feit waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld en waarbij de rechtsorde ernstig door het feit is geschokt. Ten eerste is het delict waarvan mijn cliënt wordt verdacht, geen delict waarop twaalf jaar gevangenisstraf is bedreigd; ten tweede meen ik dat de rechtsorde niet ernstig is geschokt, als de vordering tot voorlopige hechtenis van de heer Groot niet wordt toegepast.
Zoals volgt uit art. 67a lid 2 onder 2° Sv, wordt een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid in aanmerking genomen, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat mijn cliënt een delict begaat waarop naar de wettelijke omschrijving zes jaren of meer gevangenisstraf is gesteld, of waardoor de veiligheid van de staat in gevaar kan worden gebracht. Het is niet waarschijnlijk dat mijn cliënt een dergelijk delict begaat. De heer Groot heeft geen strafblad, zo blijkt uit raadpleging van het Justitieel Documentatiesysteem. In het vroeghulprapport, opgemaakt door de Stichting Reclassering Nederland, is te lezen dat de heer Groot geen problemen heeft met alcohol of drugs.
Een grond voor voorlopige hechtenis kan worden aangenomen, indien er nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de dag waarop mijn cliënt voor één van de in art. 67a lid 2 onder 3° Sv opgesomde delicten is veroordeeld. Mijn cliënt is een zogeheten `first offender´. Er is geen recidivegrond aanwezig: de uitkomst van de risicotaxatie, uitgevoerd door de reclassering, onderschrijft dit. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat de heer Groot het delict waarvan hij wordt verdacht, wederom zal begaan. Ik wil benadrukken, dat het bepaalde in art. 67a lid 2 onder 3° Sv, in het bijzonder is opgesteld in het kader van recidive bij vermogensdelicten (vakliteratuur: zie Mr. dr. uit Beijerse, Strafblad, 2008, "Voorlopige hechtenis"). Tegen deze achtergrond kan worden geconcludeerd dat er in onderhavige zaak níet is voldaan aan het gestelde in art. 67a lid 2 onder 3° Sv.
Inzake art. 67a lid 2 sub 4 Sv, kan een bevel tot voorlopige hechtenis worden gegeven, indien noodzakelijk voor het, anders dan door verklaringen van de verdachte, aan de dag brengen van de waarheid. Dat de verklaring van de getuige en de aangifte overeenkomen met de verklaring van mijn cliënt, bewijst mijns inziens dat de grond van de waarheidsvinding niet aanwezig is.
Ik wil u voorts wijzen op het anticipatiegebod, wettelijk geregeld in art. 67a lid 3 (zie literatuur: Mr. Janssen, Strafblad 2014, "Praktijk van de voorlopige hechtenis"). De kans is aanwezig dat mijn cliënt, bij tenuitvoerlegging van het bevel, langer de vrijheid wordt benomen dan het geval is, wanneer het tot een veroordeling zou komen.
Het verdient aanbeveling om de onschuldpresumptie in acht te nemen. Volgens art. 6 lid 2 van het EVRM, dient een ieder onschuldig gehouden te worden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. Toewijzing van de voorlopige hechtenis loopt vooruit op een eventuele veroordeling. Hoewel mijn cliënt een bekentenis heeft afgelegd, heeft ook hij het recht om voor onschuldig gehouden te worden, tot onomstotelijk is bewezen dat cliënt ook daadwerkelijk het hier aan de orde gestelde delict heeft begaan.
Mocht de vordering tot voorlopige hechtenis worden toegewezen, is dit middel dan toch uiterst noodzakelijk, ofwel, is voldaan aan het beginsel van de proportionaliteit? Ik ben van mening dat mijn cliënt onevenredig zwaar in zijn belangen wordt getroffen. De toekomst van de heer Groot staat namelijk op het spel. Als de voorlopige hechtenis wordt toegewezen, dan is de kans reëel dat cliënt zijn werk en daarmee zijn inkomen verliest.
Een minder zwaar middel kan worden toegepast. Billijk is het om de voorlopige hechtenis voorwaardelijk te schorsen, ex. art. 80 Sv. Ik stel u voor om in de voorwaarden op te nemen, een contact- en gebiedsverbod, gedurende bepaalde tijd op te leggen aan cliënt. De heer Groot heeft een eigen huis, zijn ex-vriendin woont niet bij hem in. Dit maakt het gemakkelijker om de afstand te bewaren. Het is aan te bevelen dat cliënt psychologische ondersteuning zoekt. Wellicht kan de heer Groot te zijner tijd deel nemen aan een bemiddelingstraject tussen aangever, de ex-vriendin van cliënt en cliënt zelf. Aan het beginsel van de subsidiariteit kan zodoende worden voldaan.
Zoals betoogd, is waarschijnlijk niet voldaan aan een grond voor het toepassen van de voorlopige hechtenis. Als aan alle materiële voorwaarden is voldaan, is het nog maar de vraag of de voorlopige hechtenis aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit voldoet. Er staan minder zware middelen ter beschikking, waaronder enkele alternatieven die ik hiervoor heb aanbevolen. Derhalve verzoek ik u, om van de voorlopige hechtenis af te zien.
M. Bouter
- - - - - - - - -
Normaal gesproken wordt een pleitnota voorlopige hechtenis niet in het geheel uitgeschreven. Natuurlijk worden de relevante wetsartikelen vermeld. Onderstaande voorbeeld is mijn eerste pleitnotitie (N.B. data van feiten en verschenen rapporten zijn bijgewerkt tot 2015).
Deze pleitnota is beoordeeld met een 8,3.
Geachte rechter-commissaris,
Een eigen huis, al zes jaar een relatie met zijn verloofde, een goede baan: zo op het eerste gezicht heeft de heer Groot het goed voor elkaar. Hoewel mijn cliënt is opgegroeid in een omgeving met vrienden die veelal voor een criminele carrière hebben gekozen, steekt hij letterlijk alles in het werk om op het rechte pad te blijven. Mijn cliënt is met recht trots op zijn werk als vrachtwagenchauffeur voor een internationale organisatie, waarbij hij vaak ritten naar het buitenland maakt. Jaloezie kan helaas een nare spelbreker zijn. Toen de heer Groot op 9 december 2014 eerder uit Spanje kwam om zijn vriendin te verrassen, trof hij, tot zijn grote ontsteltenis, niet alleen zijn geliefde aan, maar ook haar nieuwe vriend, met wie zij al enige tijd een geheime verhouding bleek te hebben. Dat laatstgenoemde de voormalig dansleraar en een goede vriend van de heer Groot was, maakt dat mijn cliënt zich erg verraden voelde. Vervolgens heeft mijn cliënt volgens aangever, de heer Rivera, gedaan wat nooit had mogen gebeuren: de heer Groot zou de heer Rivera in blinde woede op zijn gezicht hebben geslagen.
Tijdens mijn bezoek aan de heer Groot op het politiebureau, trof ik hem zeer aangeslagen aan. Het doorbrengen van de tijd in de politiecel heeft veel indruk gemaakt op cliënt, temeer omdat hij bang is om verleid te worden tot een carrière in de criminaliteit- dat heeft hij nu juist te allen tijde willen vermijden. De heer Groot wil niet het risico lopen dat hij zijn werk niet voort kan zetten en daardoor niet in staat is de maandelijkse lasten te bekostigen. Allereerst is het zaak om te bepalen of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan, om de vordering van de officier van justitie tot voorlopige hechtenis toe te wijzen. Ik zal uiteenzetten waarom mijns inziens niet is voldaan aan een grond voor het toepassen van de voorlopige hechtenis.
Mijn cliënt wordt verdacht van zware mishandeling, zoals bepaald in art. 302 lid 1 Sr. Dit is een delict waarop maximaal acht jaren gevangenisstraf is gesteld. Aan een geval voor het toepassen van de voorlopige hechtenis, inzake art. 67 lid 1 sub a Sv, is naar alle waarschijnlijkheid wel voldaan.
Aan het criterium van ernstige bezwaren, zoals bepaald in art. 67 lid 3 Sv, is eveneens voldaan. Uit feiten en omstandigheden blijkt dat er sprake is van méér dan slechts een redelijk vermoeden van schuld, in de zin van art. 26 lid 1 Sv. Er ligt namelijk een aangifte van het slachtoffer; er is een getuigenverklaring beschikbaar; cliënt heeft een verklaring afgelegd; er is een medisch rapport voorhanden en de reclassering heeft een vroeghulprapport betreffende mijn cliënt aan het dossier toegevoegd.
Art. 67a lid 1 sub a Sv bepaalt dat ernstig gevaar voor vlucht een grond is voor het toepassen van de voorlopige hechtenis. Er zijn geen persoonlijke omstandigheden, noch geeft de houding van mijn cliënt blijk van ernstig gevaar voor vlucht. Mijn cliënt is een onmisbare kracht voor de organisatie waar hij werkzaam is, zo heeft de organisatie aangegeven. De heer Groot heeft een eigen woning, waarnaar hij graag wil terugkeren. Om de vaste lasten te betalen, is het ook noodzakelijk dat de heer Groot zo spoedig mogelijk weer aan het werk kan.
Er is, inzake art. 67a lid 1 sub b Sv, geen gewichtige reden van maatschappelijke onveiligheid, welke onverwijlde vrijheidsbeneming vordert. Art. 67a lid 2 onder 1° Sv, bepaalt dat er sprake dient te zijn van verdenking van een feit waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld en waarbij de rechtsorde ernstig door het feit is geschokt. Ten eerste is het delict waarvan mijn cliënt wordt verdacht, geen delict waarop twaalf jaar gevangenisstraf is bedreigd; ten tweede meen ik dat de rechtsorde niet ernstig is geschokt, als de vordering tot voorlopige hechtenis van de heer Groot niet wordt toegepast.
Zoals volgt uit art. 67a lid 2 onder 2° Sv, wordt een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid in aanmerking genomen, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat mijn cliënt een delict begaat waarop naar de wettelijke omschrijving zes jaren of meer gevangenisstraf is gesteld, of waardoor de veiligheid van de staat in gevaar kan worden gebracht. Het is niet waarschijnlijk dat mijn cliënt een dergelijk delict begaat. De heer Groot heeft geen strafblad, zo blijkt uit raadpleging van het Justitieel Documentatiesysteem. In het vroeghulprapport, opgemaakt door de Stichting Reclassering Nederland, is te lezen dat de heer Groot geen problemen heeft met alcohol of drugs.
Een grond voor voorlopige hechtenis kan worden aangenomen, indien er nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de dag waarop mijn cliënt voor één van de in art. 67a lid 2 onder 3° Sv opgesomde delicten is veroordeeld. Mijn cliënt is een zogeheten `first offender´. Er is geen recidivegrond aanwezig: de uitkomst van de risicotaxatie, uitgevoerd door de reclassering, onderschrijft dit. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat de heer Groot het delict waarvan hij wordt verdacht, wederom zal begaan. Ik wil benadrukken, dat het bepaalde in art. 67a lid 2 onder 3° Sv, in het bijzonder is opgesteld in het kader van recidive bij vermogensdelicten (vakliteratuur: zie Mr. dr. uit Beijerse, Strafblad, 2008, "Voorlopige hechtenis"). Tegen deze achtergrond kan worden geconcludeerd dat er in onderhavige zaak níet is voldaan aan het gestelde in art. 67a lid 2 onder 3° Sv.
Inzake art. 67a lid 2 sub 4 Sv, kan een bevel tot voorlopige hechtenis worden gegeven, indien noodzakelijk voor het, anders dan door verklaringen van de verdachte, aan de dag brengen van de waarheid. Dat de verklaring van de getuige en de aangifte overeenkomen met de verklaring van mijn cliënt, bewijst mijns inziens dat de grond van de waarheidsvinding niet aanwezig is.
Ik wil u voorts wijzen op het anticipatiegebod, wettelijk geregeld in art. 67a lid 3 (zie literatuur: Mr. Janssen, Strafblad 2014, "Praktijk van de voorlopige hechtenis"). De kans is aanwezig dat mijn cliënt, bij tenuitvoerlegging van het bevel, langer de vrijheid wordt benomen dan het geval is, wanneer het tot een veroordeling zou komen.
Het verdient aanbeveling om de onschuldpresumptie in acht te nemen. Volgens art. 6 lid 2 van het EVRM, dient een ieder onschuldig gehouden te worden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. Toewijzing van de voorlopige hechtenis loopt vooruit op een eventuele veroordeling. Hoewel mijn cliënt een bekentenis heeft afgelegd, heeft ook hij het recht om voor onschuldig gehouden te worden, tot onomstotelijk is bewezen dat cliënt ook daadwerkelijk het hier aan de orde gestelde delict heeft begaan.
Mocht de vordering tot voorlopige hechtenis worden toegewezen, is dit middel dan toch uiterst noodzakelijk, ofwel, is voldaan aan het beginsel van de proportionaliteit? Ik ben van mening dat mijn cliënt onevenredig zwaar in zijn belangen wordt getroffen. De toekomst van de heer Groot staat namelijk op het spel. Als de voorlopige hechtenis wordt toegewezen, dan is de kans reëel dat cliënt zijn werk en daarmee zijn inkomen verliest.
Een minder zwaar middel kan worden toegepast. Billijk is het om de voorlopige hechtenis voorwaardelijk te schorsen, ex. art. 80 Sv. Ik stel u voor om in de voorwaarden op te nemen, een contact- en gebiedsverbod, gedurende bepaalde tijd op te leggen aan cliënt. De heer Groot heeft een eigen huis, zijn ex-vriendin woont niet bij hem in. Dit maakt het gemakkelijker om de afstand te bewaren. Het is aan te bevelen dat cliënt psychologische ondersteuning zoekt. Wellicht kan de heer Groot te zijner tijd deel nemen aan een bemiddelingstraject tussen aangever, de ex-vriendin van cliënt en cliënt zelf. Aan het beginsel van de subsidiariteit kan zodoende worden voldaan.
Zoals betoogd, is waarschijnlijk niet voldaan aan een grond voor het toepassen van de voorlopige hechtenis. Als aan alle materiële voorwaarden is voldaan, is het nog maar de vraag of de voorlopige hechtenis aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit voldoet. Er staan minder zware middelen ter beschikking, waaronder enkele alternatieven die ik hiervoor heb aanbevolen. Derhalve verzoek ik u, om van de voorlopige hechtenis af te zien.
M. Bouter
- - - - - - - - -
- Let erop dat dit betoog voornamelijk bedoeld is om de wettelijke regelingen te doorgronden. Vanzelfsprekend bevat ieder pleidooi de van toepassing zijnde wetten en relevante jurisprudentie. Het is echter niet de bedoeling om tijdens het mondelinge pleidooi de artikelen keer op keer te herhalen;
- Verbazend maar waar: de ervaring leert dat sommige studenten geneigd zijn om een vergaande schuldbekentenis in het pleidooi op te nemen: `De heer Groot is schuldig, dat weet hij zelf ook wel, maar..´. Dat is een fatale fout. U verdedigt uw cliënt, voorkom dat u met een misplaatste opmerking verantwoordelijk bent voor het ter plekke veroordelen van uw cliënt;
- Om het lastiger te maken voor de beginnende pleiter: ga uit van een cliënt die de schijn tegen zich heeft. Hij is excessief te werk gegaan en heeft schuld bekend. Probeer uw cliënt zo positief mogelijk uit te laten komen, maar laat de fantasie zeker nooit de overhand krijgen!;
- Blijf in uw professionele rol. Bejegen uw cliënt op zakelijke wijze. Uw cliënt is een volwassen persoon - we hebben het hier niet over het jeugdstrafrecht. Pleitnota´s waarin gesproken wordt over `Jordy die Kees een stomp heeft verkocht´, komen onprofessioneel en amicaal over;
- Als u vergelijkingen trekt en anekdotes gebruikt ter ondersteuning van het betoog, zorg er dan voor dat de vergelijking wel treffend is. Een poging tot het maken van een scherpe opmerking, kan gekunsteld overkomen. Clichés kunnen beter worden vermeden.
Abonneren op:
Posts (Atom)